APPARATUUR-INSTELLINGEN
MASTER-UITGANG INSTELLINGEN
1
Raak [MASTER OUT] aan.
Het MASTER OUT instellingenscherm wordt weergegeven.
2
Kies de instellingen door [] of [] aan te raken.
BRIGHTNESS
Hiermee stelt u de helderheid van de
master-uitgang monitor in.
CONTRAST
Hiermee stelt u het contrast van de
master-uitgang monitor in.
COLOR
Hiermee stelt u de kleurtoon van de
master-uitgang monitor in.
SATURATION
Hiermee stelt u de verzadiging van de
master-uitgang monitor in.
SHARPNESS
Hiermee stelt u het scherpte van de
master-uitgang monitor in.
3
Raak [SAVE] aan om de instellingen op te slaan.
De instellingen zijn pas geldig nadat [SAVE] is aangeraakt.
LCD-INSTELLINGEN
1
Raak [LCD] aan.
Het LCD instellingenscherm wordt weergegeven.
2
Kies de instellingen door [] of [] aan te raken.
BACK LIGHT
Hiermee wordt de achtergrondverlichting
van de LCD ingesteld.
3
Raak [SAVE] aan om de instellingen op te slaan.
De instellingen zijn pas geldig nadat [SAVE] is aangeraakt.
MONITORUITGANG-INSTELLINGEN
1
Raak [MONITOR OUT] aan.
Het MONITOR OUT instellingenscherm wordt weergegeven.
2
Kies de instellingen door [] of [] aan te raken.
BRIGHTNESS
Hiermee stelt u de helderheid van de
monitoruitgang in.
CONTRAST
Hiermee stelt u het contrast van de
monitoruitgang in.
COLOR
Hiermee stelt u de kleurtoon van de
monitoruitgang in.
SATURATION
Hiermee stelt u de verzadiging van de
monitoruitgang in.
SHARPNESS
Hiermee stelt u de scherpte van de
monitoruitgang in.
3
Raak [SAVE] aan om de instellingen op te slaan.
De instellingen zijn pas geldig nadat [SAVE] is aangeraakt.
43
Du