Nederlands
6 Beschrijving en werking
6.1 Productomschrijving
6.1.1 Functiebeschrijving
Het via microcontrollers bestuurde Smart-regel-
systeem dient voor de besturing en regeling van
drukverhogingsinstallaties met maximaal 4 enkel-
pompen. Hierbij wordt de druk van een systeem
met overeenkomstige signaalgevers gemeten en
lastafhankelijk geregeld.
Bij de uitvoering SC-FC heeft de regelaar invloed op
de frequentieomvormer, die op zijn beurt het toe-
rental van de basislastpomp beïnvloedt. Samen met
het toerental verandert de transporthoeveelheid en
daarmee ook de vermogensafgifte van de drukver-
hogingsinstallatie. Afhankelijk van de vereiste
belasting worden niet-geregelde pieklastpompen
automatisch bij- of uitgeschakeld.
Bij de uitvoering SCe beschikt elke pomp over een
(geïntegreerde) frequentieomvormer, waarbij alleen
de basislastpomp voor de toerentalregeling zorgt.
Bij de uitvoering SC zijn alle pompen pompen met
vast toerental – de drukregeling is een 2-puntsre-
geling. Afhankelijk van de vereiste belasting wor-
den niet-geregelde pieklastpompen automatisch
bij- of uitgeschakeld.
6.1.2 Beschrijving van het regelsysteem (fig. 1)
De opbouw van het regelsysteem is afhankelijk
van de capaciteit van de aan te sluiten pompen en
de uitvoering (SC, SC-FC, SCe; zie: fig. 1a SCe;
fig. 1b SC directe start; fig. 1c SC ster-driehoek-
start; fig. 1d SC-FC directe start (in de schakel-
kast); fig. 1e SC-FC directe start (in staande kast);
fig. 1f SC-FC ster-driehoekstart). Het bestaat uit
de volgende hoofdcomponenten:
• Hoofdschakelaar: In-/uitschakelen van het scha-
keltoestel (pos. 1)
• Human-machine-interface (HMI): LCD-display
voor de weergave van de bedrijfsgegevens (zie
menu's), LED's voor de weergave van de bedrijfs-
toestand (bedrijf/storing), bedieningsknop voor
menukeuze en parameterinvoer (pos. 2).
• Basisprintplaat: printplaat met microcontroller;
versie overeenkomstig uitvoering van het appa-
raat (SC/SC-FC resp. SCe) (pos. 3).
• Zekering van aandrijvingen en frequentieomvor-
mer: zekering van de pompmotoren en de fre-
quentieomvormer. Bij apparaten in de uitvoering
DOL: motorbeveiligingsschakelaar. In de uitvoe-
ring SCe: aardlekschakelaar voor zekering van de
voedingskabel van de pomp (pos. 4).
• Relais/relaiscombinaties: relais voor het bijscha-
kelen van de pompen. Bij apparaten in de uitvoe-
ring SD inclusief de thermische uitschakelaars
voor de overstroombeveiliging (instelwaarde:
0,58 * IN) en de tijdrelais voor de ster-driehoek-
schakeling (pos. 5).
• Frequentieomvormer: frequentieomvormer voor
lastafhankelijke toerentalregeling van de basis-
114
lastpomp - alleen beschikbaar bij uitvoering
SC-FC (pos. 6).
• Motorfilter: filter om een sinusvormige motor-
spanning te waarborgen en spanningspieken te
onderdrukken - alleen beschikbaar bij uitvoering
SC-FC (pos. 7)
• EMC-filter: filter om netzijdige EMC-storingen te
onderdrukken - alleen beschikbaar bij uitvoering
SC-FC (pos. 8).
6.2 Werking en bediening
GEVAAR! Levensgevaar!
Bij werkzaamheden aan een geopend schakel-
toestel bestaat er gevaar voor elektrische
schokken door aanraking van onder spanning
staande onderdelen.
De werkzaamheden mogen uitsluitend worden
uitgevoerd door vakpersoneel!
:
AANWIJZING
Na aansluiting van het schakeltoestel op de voe-
dingsspanning en na iedere netuitval keert het
schakeltoestel terug naar de bedrijfssituatie die
voor de spanningsuitval was ingesteld.
6.2.1 Bedrijfssituaties van de schakeltoestellen
Normaal bedrijf van SC-schakeltoestellen met
frequentieomvormer (FC) (zie fig. 2)
Een elektronische signaalgever (meetbereik is in
menu 5.2.1.0 in te stellen) levert de werkelijke
regelwaarde als 4...20 mA stroomsignaal. De rege-
laar houdt daarna de systeemdruk door middel van
vergelijking van gewenste en werkelijke waarde
constant (voor instelling van de gewenste basis-
›
waarde
zie menu 1.2.1.1). Als er geen "Extern-
Uit"-melding en geen storing is, start de lastaf-
hankelijk toerentalgeregelde basislastpomp bij
het onderschrijden van de bijschakeldrempel
(menu 1.2.2.1). Wanneer aan de gevraagde beno-
digde capaciteit niet door deze pomp kan worden
voldaan, schakelt het regelsysteem een pieklast-
pomp of bij nog meer benodigde capaciteit nog
meer pieklastpompen bij (bijschakeldrempel:
individueel per pomp instelbaar; menu 1.2.2.3/5/
7). De pieklastpompen draaien met constant toe-
rental, het toerental van de basislastpomp wordt
naar de gewenste waarde geregeld
Als de benodigde capaciteit zo ver daalt dat de
regelende pomp in zijn laagste vermogensbereik
werkt en er geen pieklastpomp meer nodig is om
aan de benodigde capaciteit te voldoen, schakelt
de pieklastpomp uit (uitschakeldrempel:
vidueel per pomp instelbaar; menu 1.2.2.4/6/8).
Wanneer er geen pieklastpomp meer actief is,
schakelt de basislastpomp bij overschrijden van de
ž
uitschakeldrempel (
strijken van de vertragingstijd (menu 1.2.5.1) uit,
eventueel na een nullasttest.
Voor het bij- en uitschakelen van de pieklastpomp
kunnen vertragingstijden in de menu's 1.2.5.2 en
1.2.5.3 worden ingesteld.
œ
Ÿ
;
¢
.
¡
; indi-
menu 1.2.2.2) en na ver-
WILO SE 03/2013