NL
Voorbereiden
Neem de aanwijzingen in het hoofdstuk „Veiligheid" in acht.
Het apparaat moet rechtop staan.
Bij vullen uit een waterleiding mag de leiding of een slang niet in het reservoir steken.
1. Trek de rode knop van het veiligheidsventiel [10] zolang omhoog, tot alle druk uit het
reservoir is verdwenen. (afb. 3).
2. Druk de pomphandgreep [11] naar onderen en draai deze in tegenwijzerrichting.
► De pomphandgreep is vergrendeld. (afb. 4).
3. Schroef de pomp [2] uit het reservoir [1]. (afb. 5).
+
Om de pomp [2] schoon te bewaren, adviseren wij deze in de pomphouder [6] te han-
gen. (afb. 6).
4. Vul de vloeistof in het reservoir [1]. (afb. 6).
5. Controleer de vulhoogte bij de slang [5]. (afb. 7).
Het apparaat mag niet onder druk staan.
+
Geleid de doorzichtige slang [5] meerdere malen van boven naar beneden langs het
reservoir [1] (de vloeistofspiegel in de slang en het reservoir passen zich aan elkaar
aan). De in slang [5] zichtbare vloeistofspiegel [13] komt overeen met de vulhoogte in
het reservoir, die op de schaalverdeling [12] kan worden afgelezen. (afb. 7).
6. Schroef de pomp [2] in het reservoir [1]. (afb. 8).
7. Zwenk de pomphouder [6] naar binnen. (afb. 8).
8. Druk de pomphandgreep [11] naar onderen en draai deze in wijzerrichting.
► De pomphandgreep is ontgrendeld. (afb. 9).
9. Zorg voor de gewenste druk (ca. 2 bar) in het reservoir [1] (afb. 10).
+
De max. druk mag niet hoger zijn dan 6 bar (rode streep op de manometer [14], afb.
10). Indien de maximale druk wordt overschreden, wordt het veiligheidsventiel geacti-
veerd. Dit zorgt ervoor dat de overdruk verdwijnt.
10. Druk de pomphandgreep [11] naar onderen en draai deze in tegenwijzerrichting.
► De pomphandgreep is vergrendeld. (afb. 4).
Gebruik
Neem de aanwijzingen in het hoofdstuk „Veiligheid" in acht.
1. Verbind de steekkoppeling [15] van het waterdrukreservoir met de steeknippel [16] van
uw apparaat (afb. 11)
2. Bedien de kogelkraan [17]. (afb. 11).
► De vloeistoftoevoer begint.
+
De hoeveelheid vloeistof kan via de kogelkraan [17] op het apparaat (bijv. boormachi-
ne) worden geregeld.
3. Daalt de druk tot onder 1 bar (min. 0,5 bar), dan bijpompen. (afb. 10).
4. Is het reservoir leeg, vul dit dan bij. (→ Hoofdstuk „Voorbereiden")
27
NEDERLANDS