REGLAGES AVANT L'ALLUMAGE
Le rŽglage de la t•te de combustion, air et gaz, a
dŽjˆ ŽtŽ dŽcrit page 15.
Les autres rŽglages ˆ effectuer sont les suivants:
-
Ouvrir les vannes manuelles situŽes en amont
de la rampe du gaz.
-
RŽgler le pressostat de seuil minimum gaz en
dŽbut d'Žchelle (A).
-
RŽgler le pressostat air en dŽbut d'Žchelle (B).
-
Purger le conduit gaz de l'air.
Il est conseillŽ d'Žvacuer l'air purgŽ en dehors
des locaux par un tuyau en plastique jusqu'ˆ ce
que l'on sente l'odeur caractŽristique du gaz.
-
Monter un manom•tre en U (C) sur la prise de
pression de gaz du manchon.
Celui-ci servira ˆ mesurer approximativement la
puissance du bržleur en 2•me allure ˆ l'aide du
tableau page 10.
-
Raccorder en parall•le aux deux Žlectrovannes
de gaz VR et VS (D) deux lampes ou testeurs
pour contr™ler le moment de la mise sous ten-
sion.
Cette opŽration n'est pas nŽcessaire si chacune
des deux electrovannes est munie d'un voyant
lumineux signalant la tension Žlectrique.
Avant d'allumer le bržleur, rŽgler la rampe du gaz
aÞn que l'allumage se fasse dans les conditions de
sŽcuritŽ maximum, c'est ˆ dire avec un dŽbit de gaz
tr•s faible.
SERVOMOTEUR (D)
Le servomoteur r•gle en m•me temps le volet d'air
par la came ˆ profil variable et la vanne papillon du
gaz.
L'angle de rotation sur le servomoteur est Žgal ˆ l'an-
gle sur le secteur graduŽ de la vanne papillon gaz.
Le servomoteur pivote de 90° en 12 secondes.
Ne pas modifier le rŽglage des 4 cames Žquipant
l'appareil effectuŽ en usine. Contr™ler simplement
que ces cames soient rŽglŽes comme suit:
Came St2
: 90°
Limite la rotation vers le maximum.
Le bržleur fonctionnant en 2•me allure, la vanne
papillon doit •tre ouverte compl•tement: 90°.
Came St0
: 0°
Limite la rotation vers le minimum.
Bržleur Žteint, le volet de l'air et la vanne papillon
doivent •tre fermŽs: 0°.
Came St1
: 15°
R•gle la position d'allumage et de puissance en
1•re allure.
Came MV
: 85°
Allume le voyant lumineux de la 2•me allure (STA-
TUS/LED PANEL).
DEMARRAGE BRULEUR
Fermer les tŽlŽcommandes et mettre:
¥ l'interrupteur 1)(E) en position ÒBržleur allumŽÓ
¥ l'interrupteur 2)(E) en position Ò1•re ALLUREÓ
D•s que le bržleur dŽmarre contr™ler le sens de ro-
tation du rotor turbine par le viseur flamme 18)(A)p.6.
VŽrifier que les ampoules ou les testeurs raccordŽs
aux Žlectrovannes, ou les voyants sur les Žlectrovan-
nes, indiquent une absence de tension. S'ils signa-
lent une tension, arr•ter immŽdiatement le bržleur
et contr™ler les raccordements Žlectriques.
ALLUMAGE BRULEUR
Apr•s avoir effectuŽ les opŽrations dŽcrites au point
prŽcŽdent, le bržleur devrait s'allumer. Si le moteur
dŽmarre mais la flamme n'appara"t pas et le bo"tier
de contr™le se bloque, rŽarmer et faire une nouvelle
tentative de dŽmarrage.
Si l'allumage ne se fait pas, il se peut que le gaz n'ar-
rive pas ˆ la t•te de combustion dans le temps de sŽ-
curitŽ de 3 s. Dans ce cas augmenter le dŽbit du gaz
ˆ l'allumage. L'arrivŽe du gaz au manchon est mise
en Žvidence par le manom•tre en U (C).
Quand l'allumage est fait, passer au rŽglage complet
du bržleur.
AFSTELLINGEN VOOR DE ONTSTEKING
De afstelling van de verbrandingskop, lucht en
gas is reeds beschreven op blz. 15.
Andere nog uit te voeren afstellingen zijn:
- Open de handbediende kleppen voor de gas-
straat.
- Stel de min. gasdruk af op het begin van de
schaal (A) (min. druk).
- Stel de luchtdruk af op het begin van de schaal
(B) (min. druk).
- Ontlucht de gasleiding.
Het is aan te raden de ontsnapte lucht met een
plastic slang buiten het gebouw te brengen tot
men het gas ruikt.
- Monteer een U-manometer (C) op het gas-
drukmeetpunt van de mof.
Deze dient om het vermogen van de brander
in de 2° vlamgang bij benadering te meten
door middel van de tabel op blz. 10.
- Parallel aan de elektromagnetische kleppen
VR en VS (D) twee lampjes of testers aanslui-
ten om het juiste moment te zien waarop ze
onder spanning komen.
Deze handeling is niet nodig als beide elektro-
magnetische afsluiters voorzien zijn van een
controlelampje dat de elektrische spanning
aangeeft.
Alvorens de brander te ontsteken, is het raad-
zaam de gasstraat zodanig af te stellen dat de
ontsteking plaatsvindt onder optimale veilig-
heidsomstandigheden; d.w.z met een zeer zwak
gasdebiet.
SERVOMOTOR (D)
De servomotor regelt tegelijkertijd de luchtklep
door middel van de variabele geprofileerde nok
en de gassmoorklep.
De draaihoek op de servomotor is gelijk aan de
hoek op de gegradueerde sector van de smoor-
klep. De servomotor draait 90° in 12 sec.
De vier nokken zijn voorafgesteld in de fabriek.
Wijzig deze instelling niet, controleer alleen of ze
afgesteld zijn zoals hieronder aangegeven:
Nok St2
: 90°
Beperkt de wenteling naar het maximum. Bij de
in 2° vlamgang functionerende brander dient de
gassmoorklep helemaal open te zijn: 90°.
Nok St0
: 0°
Beperkt de wenteling naar het minimum. Als de
brander niet werkt, moeten de luchtklep en de
gassmoorklep gesloten zijn: 0°.
Nok St1
: 15°
Regelt de positie van ontsteking en vermogen
van de 1° vlamgang.
Nok MV
: 85°
Ontsteekt het controlelampje (LED) van de 2de
vlamgang (STATUS/LED PANEL).
STARTEN BRANDER
Sluit de afstandsbediening en zet:
¥ de schakelaar 1)(E) in positie ÒBrander aanÓ
¥ de schakelaar 2)(E) in positie Ò1° VLAMGANGÓ
Zodra de brander start, de draairichting van de
turbine van de ventilator controleren vanaf de
vlamviewer 18)(A)p. 6.
Controleer of de lampjes of de testers, aangeslo-
ten op de elektromagnetische kleppen, of de
controle- lampjes op de elektro-magnetische
kleppen zelf afwezigheid van spanning aange-
ven. Geven deze spanning aan, stop dan de
brander onmiddellijk en controleer de elektri-
sche verbindingen.
ONTSTEKING BRANDER
Na de onder het vorige punt beschreven hande-
lingen te hebben uitgevoerd dient de brander
aan te slaan.
Als de motor start maar de vlam niet ontstoken
wordt en de brander vergrendelt, de brander ont-
grendelen en een nieuwe startpoging doen.
Mocht er ook daarna geen ontsteking plaats vin-
den, dan kan het zijn dat het gas niet binnen de
veiligheidstijd van 3 sec. de branderkop bereikt.
Verhoog dan het gasdebiet bij de ontsteking
(startdebiet). De U-manometer (C) toont aan
wanneer het gas de mof bereikt.
Na de ontsteking verdergaan met de volledige
afstelling van de brander.
25