g) Diodetest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals andere meetob-
jecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies de meetfunctie
- Druk 1x op de toets "MODE" om de meetfunctie om te schakelen. Op
het scherm verschijnt het diodesymbool en de eenheid Volt (V). Door
nogmaals op de knop te drukken, wordt de volgende meetfunctie
ingeschakeld.
- Verbind de rode meetleiding met de Ω-meetbus (8), de zwarte meet-
leiding met de COM-meetbus (7).
- Controleer de meetleidingen op doorgang door beide meetstiften
met elkaar te verbinden. Nu moet zich een waarde van ong. 0.000 V
instellen.
- Sluit nu de beide meetstiften aan op het meetobject (diode).
- Op het display wordt de doorlaatspanning "UF" in volt (V) weergege-
ven. Als "OL" verschijnt, wordt de diode in sperrichting (UR) gemeten
of is de diode defect (onderbreking). Voer ter controle een meting
door met omgekeerde polariteit.
- Verwijder na het meten de meetleidingen van het meetobject en
schakel de DMM uit.
h) Doorgangsmeting
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals andere meetob-
jecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies de meetfunctie
- Druk 2x op de toets "MODE" om de meetfunctie om te schakelen. Op
het scherm verschijnt het symbool voor de continuïteitstest en het
symbool voor de eenheid "Ω". Door nogmaals op de knop te drukken,
wordt de volgende meetfunctie ingeschakeld.
- Verbind de rode meetleiding met de Ω-meetbus (8), de zwarte meet-
leiding met de COM-meetbus (7).
- Als doorgang wordt een meetwaarde < 100 ohm herkend; hierbij
klinkt een pieptoon.
- Zodra "OL" (voor Overload = overbelasting) op het display verschijnt,
hebt u het meetbereik overschreden of is het meetcircuit onderbro-
ken.
- Verwijder na het meten de meetleidingen van het meetobject en
schakel de DMM uit.
106
.
.