f) Continuïteitscontrole
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en compo-
nenten evenals andere meetobjecten absoluut spanningsloos en
ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik
om de meetfunctie om te schakelen. Op het display verschijnt het symbool voor
de doorgangsmeting. Door nogmaals op de knop te drukken, wordt de volgende
meetfunctie ingeschakeld.
- Verbind de rode meetleiding met de V-meetbus (10), de zwarte meetleiding met
de COM-meetbus (9).
- Als doorgang wordt een benaderende meetwaarde < 30 ohm herkend; hierbij
klinkt een pieptoon. Het meetbereik gaat tot ca. 400 Ohm.
- Zodra "OL." (voor Overload = overbelasting) op het display verschijnt, hebt u het
meetbereik overschreden of is het meetcircuit onderbroken.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM
uit.
g) Diodetest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals andere meetob-
jecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik
LECT" om de meetfunctie om te schakelen. Op het display verschijnt het symbool
voor de diodetest. Door nogmaals op de knop te drukken, wordt de volgende
meetfunctie ingeschakeld.
- Verbind de rode meetleiding met de V-meetbus (10), de zwarte meetleiding met
de COM-meetbus (9).
- Controleer de meetleidingen op doorgang door beide meetstiften met elkaar te
verbinden. Nu moet zich een waarde van ong. 0,000 V instellen.
- Sluit nu de beide meetstiften aan op het meetobject (diode).
- Op het display wordt de doorlaatspanning "UF" in volt (V) weergegeven. Als "OL"
verschijnt, wordt de diode in sperrichting (UR) gemeten of is de diode defect (on-
derbreking). Voer ter controle een meting door met omgekeerde polariteit.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM
uit.
. Druk op de toets "SELECT"
. Druk tweemaal op de toets "SE-
93