2
Het is mogelijk de unit UNICO te installeren in plaats van de unit UNICO zonder de reeds bestaande boringen te wijzigen, met
uitzondering van het gaatje voor de condensafvoer. Om in dit geval geen afbreuk te doen aan de prestaties verwijdert u het iso-
latiemateriaal dat in de uitstoting aanwezig is. De boring van de muur moet uitgevoerd worden met een geschikt werktuig dat uw
werk vergemakkelijkt en schade of overmatige verstoring voor uw klant voorkomt. De beste gereedschappen voor het boren van
gaten met een grote diameter op muren zijn de speciale boormachines ("kernboren" genoemd) met een hoog draaimoment en
met een draaisnelheid die ingesteld kan worden al naargelang de diameter van het te boren gat. Om de verspreiding van grote
hoeveelheden stof en puin in het vertrek te vermijden, kunnen de "kernboren" gekoppeld worden aan afzuigsystemen die in hoof-
dzaak bestaan uit een stofafzuiger die aangesloten wordt op een accessoire (type zuignap) dat op de perforatiepunt gezet wordt.
Handel als volgt voor het boren van de gaten:
Plaats de bijgeleverde boormal tegen de muur met inachtneming van de minimumafstanden: vanaf het plafond, vanaf de vloer
en vanaf de zijmuren die op de mal zelf aangegeven staan. De mal kan met plakband in de correcte positie vastgezet worden.
Traceer met een kleine boor of met een priem bijzonder zorgvuldig het midden van de te boren gaten voordat u die tot stand brengt
Boor met een kernboorpunt met een minimumdiameter van 162 mm de twee gaten voor inlaat en uitlaat van de lucht.
WAARSCHUWINGEN: Deze gaten moeten uitgevoerd worden met een licht neerwaartse helling om te voorkomen dat het
water uit de leidingen eventueel terugkeert (afb. 5).
Het merendeel van het weggenomen materiaal wordt naar buiten uitgestoten. Let daarom op dat mensen en voorwerpen eronder
niet door het vallende materiaal geraakt worden.
Om het breken van het pleisterwerk aan de buitenkant zo goed mogelijk te voorkomen, dient men zeer voorzichtig te handelen
bij het uitvoeren van het laatste stuk van het gat door de druk die op de kernboor uitgeoefend wordt een beetje te verminderen.
Voer de gaten voor de verankering van de bevestigingsbeugel op de muur uit door als eerste mogelijkheid de 4 gaten op het
uiteinde van de beugel te gebruiken, zoals aangegeven wordt op de boormal.
Indien de muur geringe consistentie heeft, is het raadzaam een groter aantal pluggen voor de bevestiging te gebruiken.
Zoals inderdaad kan worden opgemerkt, biedt de beugel meerdere mogelijkheden, zowel voor het aantal als voor de positie van
de bevestigingen. Het grootste deel van het gewicht bevindt zich rechts dus verdient het de voorkeur een steviger bevestiging aan
deze kant tot stand te brengen. De pluggen die bijgeleverd zijn, vereisen gaten met een diameter van 10 mm.
Het is hoe dan ook noodzakelijk de kenmerken en de consistentie van de muur aandachtig te bestuderen voor de eventuele keuze
van pluggen die specifiek voor speciale situaties bedoeld zijn.
WAARSCHUWING: De fabrikant kan niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele onderschattingen van de structurele con-
sistentie van de verankering die door de installateur tot stand gebracht wordt.
Wij nodigen u dan ook uit om maximale aandacht aan deze handeling te besteden omdat mensen en voorwerpen zeer ernstige
schade berokkend kan worden als deze handeling slecht uitgevoerd wordt.
In het geval van apparaten met een warmtepomp waarvoor geen in de muur verzonken condensafvoer voorzien is (zie paragraaf
2.3.2), is het nodig om voor de drainage van de condens een doorgaand gat te boren in de positie die aangeduid wordt op de boormal.
2.3.3
Voorbereiding voor de condensafvoer
Voor de machines model warmtepomp moet de (bijgeleverde) condensafvoerleiding op de unit aangesloten worden die op de
speciale opening (afb. 6 ref. A) vastgezet moet worden die zich op de achterkant van de machine bevindt (neem dop B weg); een
elektroklep zal het wegstromen van de condens uit het interne bakje garanderen wanneer het maximumniveau bereikt wordt. Voor
de machines met alleen koude lucht is het nodig de condensafvoerleiding aan te sluiten wanneer werking met lage buitentempe-
raturen voorzien wordt (lager dan 23°C).
De drainage vindt plaats door zwaartekracht. Om deze reden is het noodzakelijk dat de afvoerleiding op ieder punt een minimu-
mhelling van ten minste 3% heeft. De leiding die gebruikt moet worden kan onbuigzaam of buigzaam zijn, met een binnendiameter
van minimaal 16 mm.
Mocht de leiding uitkomen in een riool dan moet een sifon aangebracht worden voordat de leiding in de hoofdafvoer uitmondt.
Deze sifon moet zich ten minste 300 mm onder de uitstroomopening van het apparaat bevinden (afb. 6).
Als de drainageleiding uitmondt in een opvangbak (jerrycan of anders) moet vermeden worden dat deze hermetisch gesloten
is en vooral dat de drainageleiding in het water gedompeld blijft (zie afb. 7).
Het gat voor de doorgang van de condensleiding moet altijd een naar buiten lopende helling hebben (zie afb. 8).
De exacte positie waarin de leiding de machine binnenkomt is bepaald op de boormal.
WAARSCHUWING: let in dit geval op dat het afgevoerde water geen schade of ongemakken veroorzaakt aan voorwerpen
of mensen. In de winter kan dit water aan de buitenkant ijslagen veroorzaken.
Let bij het aansluiten van de condensafvoer op dat de rubber slang niet wordt platgedrukt.
94