schade aan planten en milieu. Een te
lage dosering kan leiden tot het uitblijven
van resultaten.
Om schade aan het milieu en planten te
voorkomen, het apparaat nooit
gebruiken:
Met te hoge of te lage werkdruk
–
Bij wind
–
Bij temperaturen boven de 30 °C in
–
de schaduw
Bij direct zonlicht
–
Om schade aan het apparaat en
ongelukken te voorkomen, het apparaat
nooit gebruiken met:
Ontvlambare vloeistoffen
–
Stroperige of plakkerige vloeistoffen
–
Etsende en zuurhoudende
–
middelen
Vloeistoffen, die warmer zijn dan
–
30 °C
Opslag
Bij een werkonderbreking het
–
apparaat niet blootstellen aan direct
zonlicht en warmtebronnen
Spuitmiddelen nooit langer dan een
–
dag in het spuitmiddelreservoir
laten zitten
Spuitmiddelen alleen in hiervoor
–
goedgekeurde flessen/blikken
opslaan en transporteren
Spuitmiddelen niet opslaan in
–
flessen/blikken bestemd voor
levensmiddelen, drank en
voedermiddelen
SG 51, SG 71
Spuitmiddelen niet opslaan bij
–
levensmiddelen, drank en
voedermiddelen
Spuitmiddelen uit de buurt houden
–
van kinderen en dieren
Het apparaat afgetapt, drukloos en
–
schoongemaakt opslaan
Het spuitmiddel en het apparaat zo
–
opbergen, dat onbevoegden hier
geen toegang toe hebben
Het spuitmiddel en het apparaat
–
droog en vorstvrij opbergen
Milieuverantwoord afvoeren
De resten van het spuitmiddel en de
spoelvloeistoffen van het apparaat niet
in open water, afvoeren, sloten,
greppels en goten en drainagesystemen
laten stromen.
Spuitmiddelresten en gebruikte
–
reservoirs volgens de plaatselijke
voorschriften voor afval
milieubewust afvoeren
Apparaat vasthouden en bedienen
Het apparaat met beide riemen op de
rug dragen – niet over één schouder
dragen.
Alleen stapsgewijs voorwaarts werken –
de uitstroomopening van de spuitlans
altijd in het oog houden – niet achteruit
lopen – kans op struikelen!
Het apparaat recht houden. Niet
voorover buigen – kans op letsel door
het weglopen van vloeistof uit het
spuitmiddelreservoir!
Nederlands
41