8. Tijdens het gebruik kan de stekker lauw aanvoelen; dat is normaal.
Is hij echt warm, dan mankeert er waarschijnlijk wat aan het
stopcontact. Neem contact op met uw elektricien.
9. Schakel het apparaat altijd eerst uit met de hoofdschakelaar en
neem dan de kachel uit het stopcontact.
10. Voorkom dat vreemde voorwerpen door de straling /ventilatie- of
uitblaasopeningen het apparaat binnendringen. Dit kan een
elektrische schok, brand of beschadiging veroorzaken.
11. Laat een werkend apparaat nooit zonder toezicht achter maar
schakel het apparaat éérst uit en neem vervolgens de stekker uit
het stopcontact.
12. Dit apparaat kan, behalve handmatig, ook met een timer worden
bediend. Hoe u hem ook in werking stelt, zorg er te allen tijde voor
dat alle veiligheidsvoorschriften in acht zijn genomen! Stel het
apparaat niet in werking met een externe tijdklok, timer,
voltageregelaar, als een dimmer o.i.d. of elke ander voorziening die
het apparaat automatisch inschakelt.
13. Altijd het apparaat uit het stopcontact als dit apparaat niet in
gebruik is!
14. Dit apparaat wordt heet tijdens het gebruik. Raak het apparaat niet
aan tijdens of kort na het gebruik: dat veroorzaakt brandwonden.
15. Bedien het apparaat nooit met natte handen.
Waarschuwingen door wie het apparaat gebruikt mag worden
1. Kinderen, jonger dan 3 jaar dienen uit de buurt te worden
gehouden, tenzij er continu toezicht op hen is.
2. Kinderen tussen de 3 en 8 jaar mogen het apparaat uitsluitend aan-
of uitschakelen als het apparaat op zijn normale werkplek is
opgesteld of is geïnstalleerd en wanneer er toezicht op hen wordt
gehouden of wanneer zij instructies hebben ontvangen aangaande
het op veilige wijze gebruiken van het apparaat en begrijpen welke
gevaren eraan verbonden zijn. Kinderen tussen de 3 en 8 jaar
mogen niet de kachel in het stopcontact steken, niet het apparaat
regelen of reinigen en er geen gebruikersonderhoud aan uitvoeren.
3. Dit apparaat kan door kinderen vanaf 8 jaar en ouder en personen
met verminderde fysieke, zintuiglijke of geestelijke vaardigheden of
gebrek aan ervaring en kennis worden gebruikt wanneer er toezicht
op hen wordt gehouden of wanneer zij instructies hebben
ontvangen aangaande het op veilige wijze gebruiken van het
apparaat en begrijpen welke gevaren eraan verbonden zijn.
6