8.3.1. Beeldstabilisator gebruiken
De beeldstabilisator corrigeert geringe bewegingen van de ca-
mera, bijvoorbeeld door trillen en voorkomt zo dat de opname
onscherp wordt.
Kies in het cameramenu de optie "STABILISATOR" om
deze functie in of uit te schakelen.
OPMERKING!
Bij het gebruik van een statief of als er voldoende
licht is, hoeft u de beeldstabilisator niet te gebruiken.
8.3.2. Gebruik van de flitser
Als er onvoldoende licht is voor een goede foto, kan de inge-
bouwde flitser voor extra licht zorgen.
Door herhaald indrukken van de flitstoets kiest u de volgende
flitsinstellingen:
Picto-
gram
AUTO: de flitser wordt automatisch ingeschakeld, als
de opnameomstandigheden extra belichting verei-
sen.
Met voorflits vóór de eigenlijke flits om rode ogen te
voorkomen. De camera herkent de helderheid van
de objecten en flitst alleen als dat nodig is.
Flitser altijd aan
Beschrijving