Instelling
BELICH-
TING-BRAC-
KET.
AF-GEBIED
AF-LAMP
Pictogram
Met deze functie kan een serie foto's worden
gemaakt met verschillende belichtingscor-
recties. Bij een belichtingsreeks worden 3
serie-opnamen gemaakt in de volgorde:
standaardbelichting, onderbelichting en
overbelichting.
Uit
±0,3
Diafragmawaarde
±0.7
Diafragmawaarde
±1.0
Diafragmawaarde
Hier kunt u het autofocusgebied (AF) kiezen.
De camera herkent automa-
tisch gezichten.
Er wordt een breed bereik
scherp ingesteld.
Het centrale deel wordt scherp
ingesteld.
De camera stelt automatisch
scherp op het bewegende ob-
ject en houdt de instelling vast
op dat object.
Hier kunt u de AF-lamp op automatisch
(AUTO) instellen of de AF-lamp uitschake-
len (UIT).
Betekenis