LET OP: Het lampje licht alleen op bij overbelasting
Het lasapparaat is met een oververhittingbeveiliging uitgerust die de stroomvoorziening voor het lassen
automatisch onderbreekt. Zodra de binnentemperatuur tot een juiste bedrijfswaarde is gezakt, loopt het
lasapparaat automatisch weer aan.
Veiligheidsinstructies voor de bediening
Zie ook hoofdstuk „Restgevaren en veiligheidsmaatregelen" en de er uit af te leiden
veiligheidsmaatregelen.
•
Gebruik het apparaat pas nadat de gebruiksaanwijzing door de gebruiker aandachtig gelezen is.
•
Let op alle, in de gebruiksaanwijzing aangegeven, veiligheidsinstructies.
•
Gedraagt u zich verantwoord tegenover andere personen.
Aanwijzingen stap voor stap
De laszone moet roest- en lakvrij zijn. De elektrode wordt afhankelijk van de materiaalsoort gekozen. Wij
adviseren in het begin de elektrode en de stroomsterkte d.m.v. een afvalstuk uit te proberen. Zet de
elektroden op een afstand van ca. 2 cm van het laspunt aan. Gebruik principieel een veiligheidslaskap,
lashandschoenen en de juiste beschermende kleding. Raak het proefstuk met de elektrode licht strelend
aan.
Fout
(te lange boog)
De juiste lengte van de vlamboog is doorslaggevend omdat de stroomsterkte en de spanning veranderen.
Een niet juiste stroomsterkte verslechtert zowel de lasnaad als ook de weerstand zelf. De hoek van de
elektrode, met betrekking tot het werkstuk, zal tussen 70 en 80 graden in voorwaartse richting bedragen.
Een overmatige hoek veroorzaakt het afglijden van de slak onder het materiaal. Als de hoek te klein is,
spettert de vlamboog. In beide gevallen is de lasnaad poreus en verzwakt.
Fout
De slak mag niet verwijderd worden voordat de lasnaad is afgekoeld. Het lassen van een onderbroken
lasnaad wordt na de slakverwijdering weer voortgezet.
Fout
Lassers moeten proberen de booglengte constant te houden. Door afname van de elektrode, moet men
tijdens het lassen de elektrode toevoeren. Aan het einde van de lasnaad verdient het een aanbeveling de
elektrode in de richting van de gelaste lasnaad te verwijderen om zodoende de vorming van een poreuze
krater te vermijden.
Juist
(ca. 1 tot 1,5 maal de diameter van de elektrode)
Fout
Juist
72
Juist
NL