Optie
SENSOR DAYS (sensordagen)
RESET SENSOR (sensor resetten)
5.5 Foutenlijst
Fouten kunnen optreden door verschillende oorzaken. Een foutpictogram bestaat uit een
uitroepteken binnen een cirkel. Wanneer zich een fout voordoet, knipperen afwisselend een
pictogram van de foutmelding en het metingenscherm in het hoofdscherm. Alle uitgangssignalen
worden opgeslagen wanneer dit is aangegeven in het controllermenu. Druk op toets menu en
selecteer DIAGNOSTICS (diagnostiek) om fouten te bekijken. Selecteer hierna een apparaat om
problemen die aan dat apparaat gekoppeld zijn, te bekijken.
Een lijst van mogelijke fouten wordt getoond in
Fout
ADC FAILURE (ADC-fout)
SENSOR ONTBREEKT
SENS OUT RANGE (sensor buiten
bereik)
5.6 Waarschuwingenlijst
Een waarschuwingspictogram bestaat uit een uitroepteken binnen een driehoek. Er verschijnen
rechts in de hoofdweergave, onder de meetwaarde, pictogrammen met waarschuwingen. Een
waarschuwing heeft geen effect op de werking van menu's, relais en uitgangen. Druk op toets menu
en selecteer DIAGNOSTICS (diagnostiek) om waarschuwingen te bekijken. Selecteer hierna een
apparaat om problemen die aan dat apparaat gekoppeld zijn, te bekijken. Er wordt geen pictogram
met een waarschuwing meer weergegeven als alle problemen verholpen of bevestigd zijn.
Een lijst van mogelijke waarschuwingen wordt getoond in
Tabel 4 Waarschuwingslijst voor conductiviteitssensoren
Waarschuwing
METING TE HOOG
METING TE LAAG
188 Nederlands
Tabel 2 Menu DIAG/TEST sensor (vervolg)
Tabel 3 Foutenlijst voor conductiviteitssensoren
Beschrijving
De conversie van analoog naar
digitaal is mislukt
De sensor ontbreekt of is
losgekoppeld
Het signaal van de sensor bevindt
zich buiten de geaccepteerde
limieten (2 S/cm)
Beschrijving
De gemeten waarde is > 2 S/cm,
1.000.000 ppm, 200% of 20.000 ppt
De gemeten waarde is < 0 μS/cm,
0 ppm, 0% of 0 ppt
Beschrijving
Dit toont het aantal dagen dat de sensor in werking is.
Reset het aantal dagen dat de sensor in werking is
geweest en reset alle kalibratiegegevens naar de
standaardwaarden.
Tabel
3.
Tabel
4.
Oplossing
Zorg ervoor dat de sensormodule
volledig in de aansluiting van de
controller is gestoken. Vervang de
sensormodule.
Controleer de bedrading en de
aansluitingen voor de sensor en de
module. Zorg ervoor dat het
eindblok volledig in de module is
gestoken.
Zorg ervoor dat het
weergaveformaat voor de juiste
meetreeks is ingesteld.
Oplossing
Zorg ervoor dat het
weergaveformaat voor de juiste
meetreeks is ingesteld
Zorg ervoor dat de sensor voor de
juiste celconstante geconfigureerd
is.