LET OP! Werkzaamheden aan de besturing mogen alleen wor-
den uitgevoerd door een erkend elektromonteur.
Een bevestiging van de storingsmelding is alleen mogelijk door
de storing te verhelpen.
Pomp werkt niet
Als de pomp niet werkt in de automatische of handmatige
stand en er geen storingen worden weergegeven, controleer
dan de zekeringen in de verdeelkast. Defecte zekeringen alleen
vervangen door zekeringen met dezelfde nominale waarde! Bij
herhaaldelijk reageren van de zekeringen contact opnemen
met de klantenservice.
Weergave "Drehfeld falsch" (Verkeerd
draaiveld)
Niet bij BD 00E / BD 610 EC. De netfasevolgorde is onjuist of
er ontbreekt een fase. Dit resulteert in een laag of ontbrekend
pompvermogen.
Weergave "Störung Pumpe" (Storing pomp)
Niet bij BD 00E.
De motorbeveiliging is geactiveerd.
• Fasefout - 2-fasenloop (defecte zekering?)
• Overbelasting - trage of geblokkeerde waaier
• Activeringsfout - Motorbeveiliging verkeerd ingesteld of defect
• Elektrische motorstoring - Schade aan wikkeling
Om na het verhelpen van een storing opnieuw in te kunnen
schakelen, de motorbeveiligingsschakelaar resetten.
Pompen met wikkelingsthermostaten
Voordat de pomp oververhit raakt, wordt hij door de thermo-
staat uitgeschakeld. Oververhitting treedt bijvoorbeeld op
wanneer de te verpompen vloeistof warmer is dan 35 °C, of
wanneer de pomp boven water heeft gewerkt. Na het afkoe-
len wordt deze automatisch weer ingeschakeld, er volgt geen
storingsmelding.
Weergave "Hochwasser" (Hoogwater)
Waterpeil in de verzamelput is te hoog door onvoldoende
pompdebiet of te grote instroom.
Opmerking (BD 00E).
Het activeren van de apparaatbeveiliging leidt niet tot weerga-
ve "Störung Pumpe" (Storing pomp), hoewel de pomp dan niet
meer werkt. Alleen bij een hoogwatermelding volgt een sto-
ringsmelding.
LET OP! Zekeringen mogen alleen worden vervangen door ze-
LET OP!
keringen van hetzelfde type.
MONTAGE
Bij gebruik van de besturing moeten de respectievelijke nati-
onale wetten, voorschriften en lokale regelgeving worden na-
geleefd.
WAARSCHUWING!
Voorafgaande aan alle werkzaamheden: Pomp(en) en bestu-
ringen door het losdraaien van de zekeringen van het elektri-
citeitsnet loskoppelen en ervoor zorgen dat ze door andere
personen niet opnieuw onder spanning kunnen worden gezet.
Let op! Werkzaamheden aan de besturing mogen alleen wor-
NEDERLANDS
den uitgevoerd door een erkend elektromonteur.
LET OP!
LET OP! De besturing mag niet worden geïnstalleerd in explo-
siegevaarlijke ruimtes of in de verzamelput!
De besturing alleen in goed geventileerde ruimtes en boven
het terugstuwniveau monteren, zodat op elk gewenst moment
controle mogelijk is. De behuizing verticaal met minimaal vier
schroeven bevestigen.
LET OP! Bij de montage van de besturing in een externe ge-
LET OP!
plaatste kolom, bestaat de kans op condensatie, wat kan lei-
den tot storingen of totale uitval. Lees de instructies voor een
correcte installatie van een kolom.
A -lege behuizing B - stop C - droog wit zand
LET OP! De verbindingen in het schakelschema die met een stip-
pellijn zijn aangegeven, moeten ter plaatse worden aangelegd.
Netaansluiting
Afzonderlijke zekeringen gebruiken. Geschikt zijn smeltzeke-
ringen met de nominale waarde: zie de technische gegevens.
Aansluitleiding op het elektriciteitsnet volgens het schakel-
schema aansluiten. Bij onjuiste fasevolgorde de melding "Dre-
hfeld falsch" (Fout draaiveld) brandt moeten 2 fasen worden
omgewisseld (niet bij wisselstroom).
De 230-V-besturingsstroomcircuits zijn via F2 en F3 beveiligd.
Brand een zekering door kan de overeenkomstige pomp niet
gestart worden.
Aansluiten van de pompen
Er mogen alleen pompen worden aangesloten die door de fa-
brikant van de besturing als zodanig zijn aangewezen.
De gemarkeerde aders van de de pompkabel moeten volgens
het schakelschema op de besturing worden aangesloten.
Niet bij BD 00E. De wikkelingsthermostaten, aders 30 en 32
van de pompkabels worden volgens aansluitschema in bijlage
geplaatst. Bij aansluiten van pompen zonder wikkelingsther-
mostaat moeten geïsoleerde bruggen geplaatst worden: A2
(Q1/Q2) - 23 (Q3/Q4).
Niet bij BD 00E. Het motorbeveiligingsschakelaar (Q3/Q4) op de
nominale stroom van de pomp (zie typeplaatje) + 10% instellen.
Aanwijzing BD 00. De motorbeveiligingsschakelaar enkel voor
kortsluiting van de pomp. De stroom aan de motorbeveiligings-
schakelaar moet daarom op het maximum ingesteld worden.
Bij de juiste draairichting verloopt de opstartschok van de
krachtstroompomp tegen de richtingspijl op de motorbehui-
zing in. Bij een foute draairichting moeten twee fasen van de
pompkabel naar de besturing worden omgewisseld.
VOORZICHTIG!
De opstartschok kan met grote kracht plaatsvinden.
17