NL
WAARSCHUWING! Risico op letsel. On-
bedoeld inschakelen kan leiden tot ernstig letsel.
■
Altijd voor pauzes en onderhoudswerkzaam-
heden: Schakel het apparaat uit en trek de
veiligheidssleutel uit het apparaat.
Voeding inschakelen
1. Afdekking (05/1) van de accuschacht openen
(05/a).
2. Veiligheids-steeksleutel (06/1) insteken (06/
a) en naar 1 draaien (06/b). Daardoor wordt
het apparaat van bedrijfsspanning voorzien,
begint echter nog niet te werken.
3. Afdekking van de accuschacht dichtklappen.
4. Apparaat inschakelen: De motor starten, zie
Hoofdstuk 6.2 "Motor starten en stop-
pen (08)", pagina 48.
Voeding uitschakelen
1. Veiligheids-steeksleutel naar 0 draaien (06/c)
en verwijderen (06/d).
2. Onmiddellijk na het gebruik de accu verwijde-
ren uit het apparaat, laden en vorstvrij op-
slaan. Plaats de accu pas weer voor het vol-
gende gebruik in het apparaat.
6 BEDIENING
WAARSCHUWING! Gevaren door onvol-
ledige montage! De werking van een onvolledig
apparaat kan ernstig letsel veroorzaken.
■
Gebruik het apparaat alleen als het volledig
gemonteerd is!
■
Plaats de accu pas in het apparaat als het
volledig gemonteerd is!
■
Controleer voor het inschakelen of alle be-
schermings- en beschermingsvoorzieningen
aanwezig zijn en functioneren!
6.1
Maaihoogte instellen (07)
De instelling van de maaihoogte wordt bij model-
len met een centrale hoogteverstelling met een
hendel uitgevoerd.
Bij modellen met enkele wiel- of asverstelling be-
vindt zich aan ieder wiel een hendel. Er moet op
worden gelet dat voor alle wielen dezelfde maai-
hoogte is ingesteld.
48
VOORZICHTIG! Gevaar voor snijletsel.
Gevaar voor snijletsel bij het grijpen in het draai-
ende maaimechanisme.
■
Pas de maaihoogte alleen aan wanneer de
motor is uitgeschakeld en het maaimechanis-
me stilstaat.
1. Hendel (07/1) om te ontgrendelen iets naar
buiten drukken (07/a) en vasthouden.
■
Duw voor laag gras de hendel in de rich-
ting van het voorwiel (07/b).
■
Duw voor hoger gras de hendel in de
richting van het achterwiel (07/b).
2. Hendel loslaten totdat hij in de gewenste
stand wordt vergrendeld.
6.2
Motor starten en stoppen (08)
LET OP! Gevaar voor beschadiging van het
apparaat. Door kort na elkaar in- en uit te scha-
kelen worden motor en snijmechanisme bescha-
digd.
■
Schakel de motor alleen in als het maaime-
chanisme stilstaat.
Start de motor
1. Druk de Start-knop (08/1) in en houd deze in-
gedrukt (08/a).
2. Trek de veiligheidsbeugel (08/2) naar de
duwboom (08/3) toe (08/b). Motor en maai-
mechanisme starten.
3. Laat de Start-knop (08/1) los en houd hierbij
de veiligheidsbeugel (08/2) vast.
OPMERKING De veiligheidsbeugel wordt
niet vastgezet. Houd hem gedurende het hele
werk aan de duwboom vast.
Motor stoppen
1. Laat de veiligheidsbeugel (08/2) los. Deze
gaat automatisch naar de nulstand.
De motor stopt onmiddellijk. Wacht totdat het
maaiwerk stilstaat.
VOORZICHTIG! Gevaar voor snijletsel.
Wanneer u in het nalopende maaimechanisme
reikt, bestaat gevaar voor snijletsel.
■
Wacht totdat het maaiwerk stilstaat.
6.3
Maaien met de grasopvangbak (09, 10)
Het apparaat kan worden gebruikt met of zonder
grasopvangbak.
Bediening