Oplossing Van Problemen; Mogelijke Problemen - Nederman MagnaTrack S Manuel D'utilisation

Oplossing van problemen

Mogelijke problemen

De trolley loopt vast of
wordt te laat ontkoppeld.
Het mondstuk blijft hangen
of is beschadigd.
Het mondstuk wordt te
snel ontkoppeld.
De trolley of de horizo-
ntale slang loopt vast of
loopt moeilijk over de rail.
De zuigkracht in het mon-
dstuk is te klein.
De elektromagnetische
eenheid komt los of zit niet
vast op de ankerplaat.
De elektromagnetische
eenheid komt niet los.
MagnaTrack S
Oorzaken
1. Ontkoppeling buiten de garage.
2. De elektromagnetische eenheid
wordt niet ontkoppeld van de anker-
plaat op het voertuig.
1. Ontkoppeling buiten de garage.
2. De wrijvingsvlakken in het mondstuk
ontbreken, zijn stuk of zijn verkeerd
bevestigd.
3. Het mondstuk zit klem in de uitlaat-
pijp.
4. Het mondstuk sleept over de grond.
5. Het rooster in het mondstuk ont-
breekt of is vervormd.
6. De uitlaatpijp is los of is vervormd.
1. De klemkracht in het standaard-
mondstuk is te zwak.
2. Verkeerde positie van de ankerplaat
op het voertuig.
3. Verkeerde positie van de ontkoppe-
lingsmagneet op de rail.
4. De wrijvingsvlakken in het mond-
stuk ontbreken, zijn stuk of zijn slecht
bevestigd.
5. De veerkracht in het HB-mondstuk
is te groot.
1. Onregelmatigheden in de railver-
bindingen.
2. De horizontale slangdragers zijn
verkeerd bevestigd op de rail.
3. De slangdragers zijn versleten.
1. Verstopping in het mondstuk, de
slang of de leiding.
2. Slecht werkende ventilator.
3. Slecht werkende demper of leiding.
1. Elektrische storingen.
2. Vuile magneet of ankerplaat.
3. De veerkracht in het HB-mondstuk
is te groot.
4. De stroomonderbreker op de elek-
tromagnetische eenheid werkt niet.
1. Elektrische storingen.
2. Verkeerde positie van de ontkoppe-
lingsmagneet op de rail.
3. Verkeerde positie van de ontkoppe-
lingskast op de trolley.
Handelingen
1. Plaats de ontkoppelingsmagneet verder van
het uiteinde van de rail (zie montagehandl. punt 7).
2. Controleer de werking van de ontkoppelings-
kast.
1. Plaats de ontkoppelingsmagneet verder van
uiteinde van de rail (zie montagehandl. punt 7).
2. Vervang de vlakken of bevestig ze correct
volgens de instructies op pagina 62.
3. Herstel de uitlaatpijp als ze beschadigd is of
verplaats de uitlaatpijp of de ankerplaat volgens
de instructies op pagina's 62 - 63.
4. Pas de lengte van het koord in de verticale
slang aan (zie pagina 63).
5. Vervang het rooster of herstel de schade.
6. Maak de uitlaatpijp vast of herstel de schade.
1. Verhoog de veerkracht volgens de instruc-
ties op pagina 62.
2. Corrigeer de positie van de ankerplaat vol-
gens de instructies op pagina's 62 - 63.
3. Corrigeer de positie van de ontkoppelings-
magneet op de rail volgens de instructies op
pagina 61, punt 7.
4. Vervang de vlakken of bevestig ze correct
volgens de instructies op pagina 62.
5. Controleer de positie van de ankerplaat en
de uitlaatpijp (zie instr. pagina 63).
1. Verbind de railprofielen met elkaar volgens
de instr. op pagina 60, punt 2.
2. Bevestig de dragers in de juiste positie vol-
gens de instructies op pagina 61, punt 5.
3. Vervang de dragers.
1. Verwijder de verstopping.
2. Controleer de startfunctie van de ventilator
en/of de draairichting van de rotor (volgens de
pijl op de ventilatormotor).
3. Controleer of de dempers, indien ge-
monteerd, open zijn en of er geen lekken zijn in
leidingen, slangen of verbindingen.
1. Controleer en tref maatregelen volgens het
aansluitschema op pagina 64.
2. Reinig.
3. Controleer de positie van de ankerplaat ten
opzichte van de uitlaatpijp (zie instr. pagina 63).
4. Vervang de elektromagnetische eenheid.
1. Controleer en tref maatregelen volgens het
aansluitschema op pagina 64.
2. Corrigeer de positie van de ontkoppelings-
magneet op de rail volgens de instructies op
pagina 61, punt 7.
3. Bevestig volgens de instructies die bij de
reserveontkoppelingskast zitten.
NL
67