Langere leidingen verhogen de weerstand en verslechteren het aanzuigvermo-
gen. Het gevaar van cavitatievorming neem ook toe. Men dient te letten op de
dichtheid van de aanzuigleiding daar bij een niet goed afgedichte aan-
zuigleiding de pomp slecht of helemaal niet aanzuigt.
Het transparante deksel met draadring moet eveneens goed sluitend zijn ge-
monteerd. De aanzuigleiding moet zo kort mogelijk zijn. Daardoor vermindert
de aanzuigtijd, die afhankelijk is van het luchtvolume in de aanzuigleiding. Bij
zeer lange aanzuigleidingen kan deze tot wel 12 minuten oplopen. De aanzuig-
leiding moet tot de pomp worden gelegd, zo mogelijk onder het waterniveau.
Het is aan te bevelen om daar waar de pomp boven het waterniveau wordt ge-
monteerd, een voetklep in te bouwen. Op deze wijze kan de aanzuigleiding niet
leeglopen wanneer de pomp stilstaat. Daardoor blijft de aanzuigtijd kort
(bijvoorbeeld na het reinigen van het filtermandje).
5.4
Elektrisch: Elektrische aansluitingen uitsluitend door een vakman laten
uitvoeren!
Bij elektro- en installatiewerkzaamheden dienen alle delen spanningsvrij te zijn.
Let er s.v.p. op dat de elektrische-installatie is voorzien van een galvanische
scheiding die het scheiden van het net met ten minste 3 mm contactopening
aan elke pool mogelijk maakt. De pomp is volgens beschermingsklasse I ge-
bouwd. De omgevingstemperatuur mag de 40°C niet overschrijden. Bij pompen
met een 3-fasenmotor moet een juist ingestelde motorbeveiligingsschakelaar
zijn geïnstalleerd.
De waarden op het typeplaatje dienen in acht te worden genomen, daar anders
de garantie op motorschade vervalt. Pompen met wisselstroommotoren zijn se-
riematig met een wikkelingsbeschermingskontakt uitgerust.
De motoren zijn volgens Iso Kl. F (Isolatieklasse) gebouwd en kunnen aan de
buitenkant van de koelribben temperaturen bereiken tot 70°C.
Pas op: toepassing van de pomp voor zwembaden en hun veiligheids-
klasse is alleen toelaatbaar wanneer deze volgens DIN/VDE 0100 deel 702
zijn gebouwd. Vraag advies aan uw elektro-installateur.
Het verzorgende stroomgebied dient met een aardlekschakelaar met een
uitvalstroom van I
Overeenkomstig aan de norm, moeten de kabeltypen H05RN–F resp,
H07RN–F gebruikt worden. Als extra moet de minimale doorsnede overeenko-
men met de motorcapaciteit en dient de lengte van de leiding aangepast te
worden.
6.
Eerste inbedrijfstelling
6.1
LET OP !
De draadring (160.2) boven het filtermandje (143) verwijderen door deze tegen
de klok in te draaien, eventueel bij de BADU 90/7 – 90/20 de openingshulp ge-
bruiken (577, deze is niet bij de levering inbegrepen). Zie afbeelding bovenaan
pagina 105.
104
≤ 30 mA beschermd te worden.
ΔN