c) Batterijen/accu's voor ontvanger plaatsen
Verwijder de afzonderlijke bevestigingsclips (zie afbeel-
ding in hoofdstuk 8. a) en neem het deksel van de batterij-/
ontvangerbox af.
In de batterij-/ontvangerbox vindt u een batterij-/accuhou-
der (A) voor 4 batterijen/accu's van het type AA/mignon.
Na het plaatsen van de batterijen of accu's plaatst u de
A
batterij-/accuhouder opnieuw in de batterij-/ontvangerbox.
Anders kan ook een 5-cellig hump-accupack voor de ont-
vangerstroomvoorziening worden gebruikt.
Om de ontvanger tegen trillingen te beschermen kunt u
deze met een beetje schuimstof omwikkelen.
Sluit de batterij-/ontvangerbox opnieuw en plaats de bij
het begin verwijderde bevestigingsclips.
d) Gloeikaars plaatsen
Mogelijks heeft de fabrikant de gloeikaars reeds in de cilinderkop geplaatst. Controleer dan of ze correct is vastge-
schroefd. Als de gloeikaars apart van de motor is meegeleverd, moet deze met een geschikte gloeikaarssleutel in de
overeenkomstige opening van de cilinderkop worden geschroefd. Gebruik daar echter geen geweld voor.
Gloeikaarsen verslijten (vooral in de inloopfase). Als er zich afzetting (tonder) op de gloeispiraal gevormd heeft, kan
het tot start- of bedrijfsproblemen komen.
Wij raden daarom aan om steeds enkele gloeikaarsen ter vervanging paraat te houden. Er zijn gloeikaarsen met
verschillende warmtewaarden.
Gebruik enkel gloeikaarsen voor RC-modelauto's! Een verkeerde gloeikaars (zoals bv. voor viertakt vliegtuigmotoren)
zal de motor verkeerd doen draaien en zal de afstelling bemoeilijken.
Principieel geldt: Hoe hoger het nitromethaangehalte in de brandstof, hoe „kouder" de gloeikaars moet zijn. Hetzelfde
geldt, hoe hoger de omgevingstemperatuur bij het rijden van het voertuig is.
Een „hete" kaars mag dus uitsluitend bij een laag nitromethaangehalte (vb. voor de inloopfase van de motor), resp. bij
lage buitentemperaturen worden gebruikt.
113