Op de zaagbladneus letten
–
Niet met de zaagbladneus zagen
–
Voorzichtig zijn bij het zagen van
–
kleine, taaie takken, laag
kreupelhout en jonge scheuten – de
zaagketting kan hierin vastlopen
Nooit meerdere takken in één keer
–
doorzagen
Niet te ver voorover gebogen zagen
–
Niet boven schouderhoogte zagen
–
Het zaagblad uiterst voorzichtig in
–
een reeds aanwezige zaagsnede
aanbrengen
Het "steken", alleen toepassen
–
indien u met de techniek hiervan
vertrouwd bent
Op de stand van de stam letten en
–
op krachten die de zaagsnede dicht
kunnen drukken, waardoor de
zaagketting wordt vastgeklemd
Alleen met een goed geslepen en
–
correct gespannen zaagketting
werken – afstand dieptebegrenzer
niet te groot
Een terugslagreducerende
–
zaagketting en een zaagblad met
een kleine zaagbladneusradius
gebruiken
MS 201 TC-M
Naar voren trekken (A)
Als tijdens bovenhands zagen de
zaagketting klemt of een voorwerp in het
hout raakt, kan de motorzaag met een
ruk tegen de stam worden getrokken –
om dit te voorkomen de kam altijd stevig
tegen de stam plaatsen.
Terugstoten (B)
Als tijdens onderhands zagen de
zaagketting klemt of een vast voorwerp
in het hout raakt, kan de motorzaag in de
richting van de motorzaaggebruiker
terug worden gestoten – om dit te
voorkomen:
De bovenzijde van het zaagblad
–
niet vastklemmen
Het zaagblad in de zaagsnede niet
–
verdraaien
Werktechniek
Zagen
Niet in de startgasstand werken. Het
motortoerental is in deze stand van de
gashendel niet regelbaar.
A
Rustig en met overleg werken – alleen
bij voldoende licht en goed zicht.
Anderen niet in gevaar brengen –
voorzichtig werken.
Het kortst mogelijke zaagblad
gebruiken: Zaagketting, zaagblad en
kettingtandwiel moeten bij elkaar en bij
de kettingzaag passen.
Geen lichaamsdelen in het verlengde
B
zwenkbereik van de zaagketting
houden.
Nederlands
11