Gebruiksaanwijzing
1.
Stel het temperatuurbeschermingspunt in op 1-3°C boven de kamertemperatuur of de
monstertemperatuur. Als de temperatuur deze grens overschrijdt, stopt het apparaat automatisch.
2.
Start de machine niet zonder dat de hoorn in vloeistof is ondergedompeld. Als u de machine onbelast laat
draaien, kan het instrument beschadigd raken.
3.
Bepaal de optimale procescapaciteit, ultrasone tijd en vermogen op basis van de specifieke kenmerken
van verschillende cellen.
4.
Na langdurig gebruik kan er cavitatieslijtage optreden aan het uiteinde van de hoorn, wat tot ruwheid kan
leiden. Gebruik een olie- of vijl om het glad te maken, want onregelmatigheden kunnen de prestaties
beïnvloeden.
5.
Tijdens de werking zorgt ultrasone cavitatie ervoor dat de vloeistoftemperatuur snel stijgt. Houd de
celtemperatuur nauwlettend in de gaten. Het is raadzaam om korte ultrasone pulsen te gebruiken (korter
dan 5 seconden) of een koelbad aan te sluiten om de warmte te beheersen. Aanbevolen intervallen: 1-3
seconden ultrasone puls, 2-6 seconden pauze.
WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat de stroomtoevoer is uitgeschakeld voordat u de claxon vervangt.
Selecteer na het opnieuw opstarten de juiste claxonspecificatie op de interface. Als u dit niet doet, kan de
claxon beschadigd raken.
HERINNERING!
Voor optimale prestaties wordt aanbevolen het instrument zo in te stellen dat het 1-3 seconden werkt
met een interval van 2-6 seconden. Door de tussenruimte te vergroten, kunt u de vloeistoftemperatuur
beter regelen. Continue werking kan leiden tot onbelaste omstandigheden, wat de levensduur van het
instrument kan verkorten. Voor een nieuw instrument mag het maximale uitgangsvermogen voor een
Φ6mm-hoorn niet meer dan 80% bedragen.
NL
A- Claxon schakelaar
B- Aansluiting voeding
C- Transducer-interface
D- 5A zekering
E- 8A zekering
F- Stopcontact