Gebruikershandleiding
HMI - aanvoersysteem actief
AFWIJKINGEN, OORZAKEN, OPLOSSINGEN
SYMPTOMEN
De draadaanvoer is niet constant.
De motor van het draadaanvoersysteem werkt
niet.
Slechte draadaanvoer.
Slechte of geen lasstroom.
De draad loopt vast na de rollers.
De lasrups is poreus.
Zeer grote vonkdelen.
94
Vertaling van de originele handleiding
HMI - aanvoersysteem niet actief
MOGELIJKE OORZAKEN
Spatten verstoppen de opening
De draad wordt niet goed door de rollen mee-
genomen.
Eén van de rollen draait niet goed.
De kabel van de toorts zit gedraaid.
De rem van de spoel of van de rollen zit te
strak.
De mantel die de draad geleidt is vuil of
beschadigd.
De pin van de as van de rollen mist
De rem van de draadspoel is te strak afges-
teld.
Stopcontact en/of stekker zijn niet correct
aangesloten.
Slechte aarding.
Geen vermogen.
De mantel die de draad geleidt is geplet.
De draad blokkeert in de toorts.
Geen capillaire buis.
De snelheid van de draadaanvoer is te hoog.
De gastoevoer is te laag.
De gasfles is leeg.
De kwaliteit van het gas is onvoldoende.
Tochtstroom of invloed van de wind.
Gas-nozzle is vies.
Slechte draadkwaliteit.
Het las-oppervlak is van slechte kwaliteit
(roest enz.)
Het gas is niet aangesloten.
Boogspanning is te laag of te hoog.
Slechte aarding.
Beschermgas is onvoldoende.
GALAXY 400T DUO / 400T W
Voor het overgaan van het ene aanvoersysteem
naar het andere kunt u drukken op de trekker van
de niet-actieve toorts, of op het draaiwieltje van het
niet-actieve scherm.
OPLOSSINGEN
Maak de contact-tip schoon of vervang deze,
breng anti-hechtmiddel aan.
Breng een anti-hechtmiddel aan.
Controleer de instelling van de schroef van de
roller.
De kabel van de toorts moet zo recht mogelijk
lopen.
Stel de rem en de rollen losser af.
Reinigen of vervangen.
Breng de pin weer in de houder
Stel de rem losser af.
Controleer de aansluiting en kijk of deze cor-
rect op het stroomnet is aangesloten.
Controleer de massa kabel (de aansluiting en
de staat van de klem).
Controleer de trekker van de toorts.
Controleer de mantel en de toorts.
Vervangen of schoonmaken.
Controleer de aanwezigheid van de capillaire
buis.
Verlaag de aanvoersnelheid van de draad.
Regelbereik tussen 15 en 20 L/min.
Reinigen van het basismetaal.
Vervang de gasfles.
Vervang het gas door een ander gas.
Voorkom tocht, scherm het lasgebied goed af.
Maak de nozzle schoon of vervang deze.
Gebruik een lasdraad dat geschikt is voor
MIG-MAG lassen.
Maak voor het lassen het werkstuk schoon.
Controleer of het gas aangesloten is aan de
ingang van de generator.
Lasinstellingen controleren.
Controleer en plaats de massaklem zo dicht
mogelijk bij de laszone.
Gastoevoer aanpassen.