adres gebruikt te worden.
• De optrek- en afremvertraging kunnen apart van elkaar
ingesteld worden. Via de functiemapping kan elke
gewenste functietoets toegewezen worden.
• Variabele motorregeling in digitaal- en ook in analoogbe-
drijf.
• Ondersteuning voor 6090, 60901, DC- en klokanker-
motoren.Bij Sinus-motoren moet CV 52 op 1 en CV 56 op
0 ingesteld worden. (zie CV tabel) CV 51 op 24 danwel op
0 instellen. Daarnaast dient u Aux 3 en Aux 4 elk op stil-
stand (S) en rijden (F) te mappen met het Central Station
of de programmer 60971.
• Functiemapping, zie hiervoor het helpbestand in het
Central Station 60213/60214/60215/60216/60226 of de uit-
gebreide tabel voor functiemapping in het internet onder:
www.maerklin.de/de/service/technische_informationen.
html
• Geschikt voor updating met CS2 60213/60214/60215
(softwareversie 4.0 of hoger), CS3 60216/60226 of met
programmer 60791.
• Programming on Main (PoM), deze programmeerwijze
moet door het bedieningsapparaat ondersteund worden.
Lees hiervoor de aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing
van uw bedieningsapparaat.
• Instelbare rangeerstand
• Afrem-/stopsectie herkenning in digitaalbedrijf.
• Automatisch inmeten van de locomotief met CV7 (mfx, DCC,
MM).
Decoder inbouwen
Voor het inbouwen van de decoder dient men eerst de
elektrische- en mechanische werking van de locomotief te
controleren en zo nodig te herstellen.
Voertuig zonder stekker
Soldeer eerst de draden aan de stroomafnemer (sleep-
contact), motor en verlichting los. Daarna verwijdert u de
oude decoder of rijrichtingschakelaar. Plaats de nieuwe
decoder en sluit de draden volgens het hiernaast staande
schema aan.
Als de verlichting direct met de massa van het voertuig
is verbonden, is het aan te bevelen deze van de massa te
isoleren. Gebruik daarvoor de steekfitting E604180 en het
gloeilampje E610080. Hiermee voorkomt u het flikkeren van
de verlichting.
Is het voertuig voorzien van LED verlichting, dan dient er een
voorschakelweerstand ingebouwd te worden. Deze weer-
standen zijn er in verschillende waarden en vormen. Gebruik
de juiste waarde voor u LED. Vraag dit eventueel uw dealer.
Indien u het voertuig nadien van LED verlichting wilt voor-
zien, dan moet de kathode (-) van de LED met de lichtuitgang
verbonden worden. Vergeet de voorschakelweerstand
niet! De anode (+) wordt dan met de gemeenschappelijke
retourdraad (blauw) verbonden.
De gemeenschappelijke retourdraad (blauw) mag niet met
de massa van het voertuig verbonden worden.
De werkwijze voor de decoder 60692 en voor de stekkerprint
uit de set 60942 is identiek.Let echter op de desbetreffende
aanwijzingen voor de draadkleuren.
23