Nederlands
TECHNISCHE GEGEVENS
BOORMACHINE
Model
Onbelaste snelheid
Capaciteit
Aantrekkoppel (Maximum)
Oplaadbare batterij
Gewicht
ACCULADER
Model
Oplaadspanning
Gewicht
STANDAARD TOEBEHOREN
1 Batterij ......................................................................... 2
2 Acculader .................................................................... 1
3 Plastic doos ................................................................ 1
4 Batterijdeksel .............................................................. 1
De standaard toebehoren kunnen zonder nadere
aankondiging gewijzigd worden.
EXTRA TOEBEHOREN (los verkrijgbaar)
1. Batterij (BSL1430)
De extra toebehoren kunnen zonder nadere
aankondiging gewijzigd worden.
TOEPASSINGEN
Indraaien en uitdraaien van machineschroeven,
houtschroeven, tapbouten, etc.
INLEGGEN EN UITNEMEN VAN DE BATTERIJ
1. Verwijderen van de batterij
Houd de handgreep goed vast en druk tegen de
accvergrendeling om de batterij te verwijderen (Zie
Afb. 1 en 2).
LET OP
Sluit de batterij nooit kort.
2. Aanbrengen van de batterij
Plaats de batterij met de polen juist aangebracht
(zie Afb. 2).
37
UC18YRSL
14,4 V, 18 V
0,6 kg
WH14DCL
0-2100 min
M4 – M8 (Kleine schroef)
M4 – M10 (Normale bout)
M4 – M8 (Trekvaste bout)
50 N·m
BSL1430: Li-ion 14,4 V
(3,0 Ah 8 cellen)
1,6 kg
OPLADEN
Voor het gebruik van het elektrisch gereedschap dient
de accu als volgt opgeladen te worden.
1. Sluit het netsnoer van het oplaadapparaat op het
stopkontakt aan.
Wanneer de stekker van de acculader in het stop-
kontakt wordt gestoken, zal het controlelampje in
rood knipperen. (Met tusserpozen van 1 sekonde)
2. Steek de batterij in het acculader.
Plaats de batterij in de oplader totdat de lijn zichtbaar
wordt, zoals afgebeeld op Afb 3, 4.
3. Opladen
Wanneer een batterij in de acculader wordt aangebracht,
blijft het controlelampje kontinu rood branden.
Wanneer de batterij volledig is opgeladen, gaat het
controlelampje in rood knipperen. (Met tussenpozen
van 1 sekonde) (Zie Tabel 1)
(1) Aanduiding van de controlelampje
De aanduidingen van het controlelampje zijn zoals
aangegeven in tabel 1, al naar gelang de toestand
van de oplaadbare batterij of het acculader.
–1