2.4 Gasaansluiting
B
Controleer voordat u de aansluiting verricht of het apparaat geschikt is voor werking met het type beschikbare
brandstof en reinig alle gasleidingen van de installatie zorgvuldig om eventuele restmaterialen te verwijderen,
die de goede werking van de verwarmingsketel nadelig kunnen beïnvloeden.
Het gas moet volgens de geldende wetgeving worden aangesloten op de desbetreffende aansluiting (zie fig. 28) met
een harde metalen buis, of met een flexibele leiding met continue wand van roestvrijstaal. Tussen de installatie en de
verwarmingsketel moet een gaskraan worden aangebracht. Controleer of alle gasverbindingen goed lekdicht zijn. De
capaciteit van de gasteller moet voldoende zijn voor het gelijktijdige gebruik van alle erop aangesloten apparaten. De
diameter van de gasleiding die uit de generator komt, is niet bepalend voor de keuze van de diameter van de leiding
tussen het apparaat en de gasmeter; deze moet worden gekozen op basis van de lengte en de drukhoogteverliezen,
in overeenstemming met de geldende wetgeving.
B
Gebruik de gasleidingen niet voor de aarding van elektrische apparaten.
2.5 Elektrische aansluitingen
Aansluiting op het elektriciteitsnet
B
De elektrische veiligheid van het apparaat is alleen gewaarborgd als deze correct is aangesloten op een effi-
ciënte aardingsinstallatie, die uitgevoerd is volgens de geldende veiligheidsnormen. Laat door een vakman
controleren of de aarding efficiënt en afdoende is. De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schade die
ontstaat doordat de installatie niet geaard is. Laat bovendien controleren of de elektrische installatie geschikt
is voor het maximumvermogen dat door het apparaat wordt opgenomen (dit staat vermeld op de typeplaat van
de verwarmingsketel).
De verwarmingsketel is voorbedraad en voorzien van een kabel van het type "Y" zonder stekker, voor aansluiting op
het elektriciteitsnet. De aansluitingen op het net moeten worden gerealiseerd met een vaste aansluiting, door middel
van een tweepolige schakelaar met een opening tussen de contacten van minstens 3 mm; er moeten zekeringen van
max. 3A tussen verwarmingsketel en lijn worden geplaatst. Het is belangrijk dat de polariteiten (LIJN: bruine draad /
NEUTRAAL: blauwe draad / AARDE: geel-groene draad) in acht worden genomen bij het aansluiten van de elektrici-
teitsleiding. Zorg er bij het installeren of vervangen van de voedingskabel voor dat de aardgeleider 2 cm langer is dan
de andere.
B
De voedingskabel van het apparaat mag niet door de gebruiker worden vervangen. Als de kabel beschadigd
is, moet het apparaat worden uitgeschakeld en dient u zich voor vervanging van de kabel uitsluitend tot gekwa-
lificeerde vakmensen te wenden. Als de elektrische voedingskabel vervangen moet worden, mag uitsluitend
een kabel "HAR H05 VV-F 3x0,75 mm2 worden gebruikt met een buitendiameter van maximaal 8 mm.
Omgevingsthermostaat (optie)
B
LET OP: DE OMGEVINGSTHERMOSTAAT MOET SCHONE CONTACTEN HEBBEN. DOOR 230 V. AAN TE
SLUITEN OP DE KLEMMEN VAN DE OMGEVINGSTHERMOSTAAT WORDT DE ELEKTRONISCHE
KAART ONHERSTELBAAR BESCHADIGD.
Bij het aansluiten van timerafstandsbedieningen of timers, mag de voeding voor deze voorzieningen niet van
hun schakelcontacten worden genomen. De voeding ervan moet rechtstreeks door het net of door batterijen
worden geleverd, afhankelijk van het type voorziening.
42
cod. 3540I281 - 03/2008 (Rev. 00)
OPTIMAX 35 A
NL