Beoordeling
Optimaal
Normaal
Grenswaarde normaal
Hypertensie graad 1
Hypertensie graad 2
Hypertensie graad 3
Merk op dat deze grenswaarden
onafhankelij k zij n van de leeftij d.
Er is sprake van een duidelij ke
hypertensie (verhoogde bloeddruk)
als de systolische druk hoger is dan
140 mmHg en/of de diastolische
druk hoger is dan 90 mmHg.
In het algemeen wordt aangehouden
dat bij vrouwen sprake is van een
te lage bloeddruk (hypotensie) als
de systolische druk lager is dan
100 mmHg en de diastolische druk
lager is dan 60 mmHg en bij man-
nen als de systolische druk lager is
dan 110 mmHg en de diastolische
druk lager dan 70 mmHg.
Opgemerkt dient te worden dat een
lage bloeddruk, in tegenstelling tot
een hoge bloeddruk, in de regel
geen risico's voor de gezondheid
met zich meebrengt.
Systolische druk
tot 120 mmHg
tot 130 mmHg
130 – 139 mmHg
140 – 159 mmHg
160 – 179 mmHg
180 mmHg of hoger
2.2 Het belang van zelfmeting
van de bloeddruk
Een voortdurend verhoogde
bloeddruk verveelvoudigt het risico
voor het ontstaan van andere
aandoeningen. De lichamelij ke
gevolgen daarvan, zoals een
hartaanval, een hersenbloeding en
schade aan andere organen,
vormen wereldwij d een van de
belangrij kste doodsoorzaken.
Dagelij kse controle van de
bloeddruk is daarom van groot
belang om deze risico's te beperken.
87
Nederlands
Diastolische druk
tot 80 mmHg
tot 85 mmHg
85 – 89 mmHg
90 – 99 mmHg
100 – 109 mmHg
110 mmHg of hoger
NL