Daartoe behoren bijv. ongekapselde deeltjesfilters, gasfilters of
combinatiefilters.
De volgelaatsmaskers kunnen worden gebruikt bij temperaturen van -30 °C tot
+60 °C.
Brildragers kunnen gebruik maken van een maskerbril.
Bij volgelaatsmaskers kan optioneel een lasbeschermvizier worden
aangebracht.
De gebruiksduur is o.a. afhankelijk van de soort en concentratie van de
schadelijke stoffen en van het type ademfilter.
3.3
Beoogd gebruik
De ademaansluitingen beschermen het gezicht en de ogen tegen agressieve
media.
3.4
Beperkingen aan het beoogd gebruik
WAARSCHUWING
Baarden en bakkebaarden ter hoogte van de afdichting van het
volgelaatsmasker veroorzaken lekkage. Personen met dergelijke haargroei zijn
ongeschikt voor het dragen van het volgelaatsmasker. Brillenpootjes ter hoogte
van de afdichting veroorzaken eveneens lekkage.
► Maskerbril gebruiken.
3.5
Toelatingen
De volgelaatsmaskers zijn verschillend gemarkeerd:
–
EN 136 CL 2
–
AS/NZS 1716:2012
–
TP TC 019/2011
–
(EU) 2016/425
–
(EU) 2016/425 as brought into UK law and amended
De volgelaatsmaskers voldoen aan de US-Amerikaanse NIOSH-richtlijnen.
Conformiteitsverklaringen: zie www.draeger.com/product-certificates
Gebruiksaanwijzing
|
Dräger X-plore 5500
3.6
Type-markering
De ademaansluitingen zijn verschillend gemarkeerd:
Maskerlichaam
EPDM,
X-plore 5500 EN 136:1998 CL 2
CExxxx (Notified Body in Europa)
Vizier
PC of L
Spanraam
K/bl
4
Gebruik
4.1
Voorwaarden voor het gebruik
–
De omgevingsomstandigheden (met name de soort en concentratie van de
schadelijke stoffen) moeten bekend zijn. Gebruik bijpassende ademfilters.
Wanneer de schadelijke stof onbekend is, alleen ademluchttoestellen of
perslucht-slangapparaten gebruiken.
–
Er moeten altijd twee adembeschermingsfilters van hetzelfde type uit één
verpakkingseenheid worden gebruikt.
–
Gebruik alleen filterapparaten wanneer de lucht geen direct gevaar voor de
gezondheid of het leven vormt.
–
Er moet zijn gewaarborgd dat de omgevingsatmosfeer niet in ongunstige zin
kan veranderen.
–
Filterapparaten niet gebruiken bij vermoeden van schadelijke stoffen met
geringe waarschuwingseigenschappen (reuk, smaak, irritatie van ogen en
luchtwegen). Een verminderde beschermende werking van het
filterapparaat is in dat geval niet vaststelbaar.
–
Ongeventileerde tanks, putten, riolen e.d. mogen met filterapparaten niet
worden betreden.
–
Filterapparaten niet in met zuurstof verrijkte atmosfeer gebruiken.
|
nl
Gebruik
31