Hfd.stk. 7 - In Werking Stelling; Hfd.stk. 8 - Onderhoud En Schadeonderzoek - Flotec SCM 4 PLUS Manuel D'utilisation Et D'entretien

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 13
De electrische aansluitingen mogen uitsluitend dor gespecialiseerd personeel worden gelegd, welke zich strikt aan de
aanwijzingen van de fabrikant (geleverd bij de electrische apparatuur en de motor) moeten houden.Men raadt aan om
in de voedingskabel naar de motor een veiligheid met de juiste waarden (zie de stroomsterkte op het typeplaatje van
de motor) in te bouwen om schade door spanningspieken of te sterke stroom te voorkomen.
De kabel moet dik genoeg worden gekozen, om de stroom (zie de stroomsterkte op het typeplaatje van de motor) te
kunnen voeren. Voorts moet men bij deze keuze rekening houden met de afstand tussen de motor en het controlepaneel
en het opstartsysteem van de pompmotor onder de waterspiegel. De kabels moeten gegarandeerd zijn voor het
gebruik onder water, de eventuele koppelingen moeten waterdicht zijn en er mogen geen beschadigingen in zitten. Het
bedieningspaneel moet zijn voorzien van alle veiligheidscircuits, noodzakelijk voor het besturen en aandrijven van
hydraulische apparatuur. In elk geval moet een veiligheid zijn ingebouwd tegen te sterke stromen en een veiligheid
tegen kortsluiting. Verder wordt nog aangeraden om een veiligheid tegen het uitvallen van een der fasen, inzakken
van de lijspanning en het ontbreken van water in de put.

HFD.STK. 7 - IN WERKING STELLING

Voordat men de pomp in de put laat zakken moet men daarvan eerst de draairichting controleren om te voorkomen
dat de lagers voor de axiale kracht niet worden beschadigd. Als de pomp in de goede richting draait, zijn de prestaties
hiervan ongeveer gelijk aan die, welke in de catalogus zijn vermeld.
Men kan dit controleren door de pomp op te starten met halfgeopende klep. Zodra het water begint te stromen draait
men de klep nog verder dicht en controleert dat de druk hoger is dan die op het typeplaatje is aangegeven. Is dat niet
het geval dan draait de motor de verkeerde kant op. Om de draairichting te corrigeren verwisselt men 2 fasen op het
bedieningspaneel. De motor van de pomp mag niet voor meer dan 30 sec in de verkeerde richting draaien.
Heeft men de draairichting gecontroleerd dan moet men de klep op ongeveer de helft van de maximaal geopende
stand dichtdraaien terwijl de pomp werkt. Men laat hem op deze manier voor ongeveer een minuut doorlopen. Zet hem
dan uit. De eventueel aanwezige luchtbellen zullen nu uit het pomphuis kunnen ontsnappen. Dit is nodig omdat anders
de as niet wordt gesmeerd. Laat de pomp voor tenminste 5 minuten stilstaan. Zet de machine nu weer aan en open
geleidelijk de klep in de uitgaande buis totdat er geen zand meer in het uitstromende water zit, of althans minder dan
3
(40 g/m
). Als de put goed is afgewerkt en gereinigd, dan is deze operatie in twintig minuten afgelopen. Men kan de
uitlopende buis dan aan de rest van het hydraulische systeem aansluiten. Voordat men het systeem definitief in
gebruik neemt moet men nog het volgende controleren:
- dat de electrische kabel niet beschadigd werd tijdens de afdaling in de put.
- de weerstand van de aardingsisolatie, dus tussen de aansluitklemmen van de kabels en de uitgaande buis.
- de prestaties van de pomp, deze moeten binnen het opgegeven gebied blijven.
- de stroomsterkte gemeten op het bedieningspaneel, deze moet lager zijn dan de op het typeplaatje van de motor
gegeven waarde.
Indien nodig draait men de klep enigszins dicht of men regelt de schakeldruk van eventueel geinstalleerde drukregelaars
bij. Mocht men bij het opstarten problemen tegenkomen omdat de pomp niet goed werkt, dan moet deze uit worden
geschakeld om de oorzaak op te zoeken, waarbij het nodig kan zijn om de pomp uit de put te trekken.

HFD.STK. 8 - ONDERHOUD EN SCHADEONDERZOEK

De noodzaak om onderhoud uit te voeren hangt nauw samen met de aanwezigheid van zand in het water. In normale
omstandigheden hebben de pompen van de serie SCM 4 Plus® geen enkel onderhoud nodig.
Wel kan men, om eventuele storingen vóór te zijn, af en toe de pompcapaciteit en de opgenomen stroom controleren.
Zakt de pompcapaciteit bijvoorbeeld 50% of meer, dan duidt dat op slijtage van de pomp. Als daarentegen de
stroomopname 5% te hoog is, dan zijn er abnormale wrijvingen in pomp of motor.
Gebruik de pomp in het prestatieinterval dat op het typeplaatje
WAARSCHUWING
of op het instructieblad is aangegeven.
WAARSCHUWING
Laat de pomp niet droog lopen, ook niet voor korte tijd.
De pomp niet laten draaien met een totaal gesloten
WAARSCHUWING
interceptie klep op de toevoer.
De pomp niet tegen de richting in laten draaien voor meer
WAARSCHUWING
dan 30 seconden.
Voordat men de pomp opstart, moet het hele systeem klaar
WAARSCHUWING
zijn, zowel in electrisch als mechanisch opzicht.
Voor iedere handeling van onderhoud, de pomp uitzetten.
GEVAAR
Risico elektrische
ontlading
NL
4
NL
29

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières