8.
ONDERHOUD EN OPLADEN VAN DE BATTERIJEN
Controleer de batterijen niet door middel van vonkvorming.
Uit batterijen komen ontvlambare dampen vrij: doof vlammend of gloeiend materiaal
alvorens de batterijen te controleren en bij te vullen.
Voer de hieronder beschreven handelingen in geventileerde ruimten uit.
Laat, om blijvende schade te voorkomen, de batterijen nooit volledig ontladen.
Onthoud dat wanneer het speciale rode controlelampje (fig. 6, ref. 1) op het
bedieningpaneel brandt, de batterijen opgeladen moeten worden.
8.1.
Procedure voor het opladen
• sluit de connector van de batterijlader op die van de batterijbedrading aan (fig. 5 ref. 1);
Gebruik, in geval van gelbatterijen, uitsluitend een batterijlader die specifiek voor
• laad op overeenkomstig hetgeen in de handleiding van de batterijlader is vermeld;
• maak na het opladen de connectoren los;
• sluit de connector van de batterijbedrading weer op die van de machine aan.
9.
Men mag pas met onderhoud beginnen nadat de stekker van het netsnoer
(modellen met snoer) uit het stopcontact is genomen of nadat de batterijen zijn
Onderhoud dat de elektrische installatie betreft, en alles dat niet uitdrukkelijk in
deze handleiding is beschreven, mag uitsluitend verricht worden door
gespecialiseerd technisch personeel, conform de geldende
veiligheidsvoorschriften en hetgeen bepaald in de handleiding voor het onderhoud.
9.1.
Onderhoud – Algemene regels
Regelmatig onderhoud uitvoeren, volgens de aanwijzingen verschaft door de fabrikant,
garandeert een beter rendement en een langere levensduur van de machine.
Neem, voor de reiniging van de machine, de volgende regels in acht:
• vermijd het gebruik van hogedrukreinigers: deze kunnen intreden van water in de
elektrische ruimte of de motoren veroorzaken, met beschadiging of risico van
kortsluiting als gevolg;
• gebruik geen stoom om vervorming van de plastic onderdelen door de hoge
temperatuur te voorkomen;
• gebruik geen koolwaterstoffen of oplosmiddelen: de ombouw en de rubberen delen
zouden hierdoor beschadigd kunnen raken.
9.2.
Gewoon onderhoud
9.2.1 Luchtfilter zuigunit en vlotter: reiniging
• Draai de dop (fig. 10, ref. 1) van de vuilwatertank (fig. 10, ref. 4);
• controleer of de vuilwatertank (fig. 10, ref. 4) leeg is;
• reinig de vlotter (fig. 10, rif. 5) die zich op de achterste wand van de vuilwatertank
bevindt. Let hierbij op dat de waterstraal niet rechtstreeks op de vlotter wordt gericht;
! GEVAAR
ATTENTIE
deze batterijen bestemd is.
INSTRUCTIES VOOR HET ONDERHOUD
! GEVAAR
losgekoppeld.
NEDERLANDS 23