Zelfs met goed gebruik van de inrichting, een zeker reste-
rend blijft, die niet kan worden uitgesloten. De volgende po-
tentiële gevaren kan worden afgeleid uit het type en het ont-
werp van de inrichting:
• onbedoelde inbedrijfstelling van het product.
• Gehoorverlies als er geen geschikte gehoorbescherming
wordt gedragen.
• Draag een veiligheidsbril om uw ogen te voorkomen en
het gezicht van stof- en vuildeeltjes.
• Inademen van wervelde-up stof- en vuildeeltjes.
6. Technische gegevens
Aansluiting op het net
Motorvermogen W
Bedrijfsmodus
Compressortoerental
t/min.
Drukvatvolume (in liter)
Werkdruk
Theoretisch aanzuigvermogen
l/min
Geluidsdrukniveau L
PA
Geluidsvermogen L
WA
Onzekerheid K
PA/WA
Bescherming type
Gewicht van het toestel in kg
Olie (15W 40) l
Opstelhoogte
max. (boven zeespiegel
De geluidsemissiewaarden zijn bepaald conform
EN ISO 3744:2010.
Draag een gehoorbescherming.
Het effect van lawaai kan gehoorverlies zijn.
7. Vóór ingebruikneming
Controleer of de gegevens vermeld op het kenplaatje over-
eenkomen met de gegevens van het stroomnet alvorens het
gereedschap aan te sluiten.
• Verwijder voor ingebruikname de transportplug (A) en vul
het carter met olie, zoals beschreven bij punt 8.5.
• Controleer het toestel op transportschade. Het transport-
bedrijf dat de compressor geleverd heeft onmiddellijk op
de hoogte stellen van eventuele schade.
• De compressor dient in de nabijheid van de verbruiker te
worden opgesteld.
• Lange luchtleidingen en lange toevoerleidingen (verleng-
kabels) moeten worden verme- den.
• Ervoor zorgen dat de aanzuiglucht droog en stofvrij is.
• De compressor niet in een vochtige of natte ruimte opstellen.
• De compressor mag slechts in gepaste ruimten (goed ge-
ventileerd, omgevingstemperatuur +5°C tot 40°C) wor-
den gebruikt. In de ruimte mogen geen stof, zuren, dam-
pen, explosieve of ontvlambare gassen aanwezig zijn.
230 V ~ 50Hz
1800
S1
2850 min
-1
ca. 50
ca. 10 bar
ca. 260
74.3 dB(A)
94.3 dB(A)
2.37 dB
IP20
ca. 34
ca. 0,25
1000 m
• De compressor is geschikt voor gebruik in droge ruimten.
Hij mag niet worden gebruikt in zones waarin met spat-
water wordt gewerkt.
• Vóór inbedrijfstelling dient het oliepeil in de compressor-
pomp te worden gecontroleerd.
8. Montage en bediening
m Let op!
Voor ingebruikneming het toestel zeker volledig mon-
teren!
Voor de montage hebt u nodig:
2x platte open sleutels 13mm
(niet bij de leveringsomvang begrepen)
8.1 Montage van de wielen (Fig. 4)
• Monteer de bijgaande wielen zoals voorgesteld.
8.2 Montage van de standvoet (Fig. 5)
• Monteer de bijgaande standvoet zoals voorgesteld.
8.3 Montage van de Transportgreep (Fig. 6)
• Monteer de Transportgreep zoals voorgesteld.
8.4 Montage van de luchtfilter (Fig. 7, 8)
• Verwijder de transportstop (B) en draai de luchtfilter (15)
op het toestel vast.
8.5 Vervangen van het transportdeksel (A) (Fig. 9, 10)
• Verwijder het transportdeksel (A) van de olievulopening
(20).
• Vul het carter met de meegeleverde compressorolie en
plaats de meegeleverde olieafsluitplug (16) in de olie-
vulopening (20).
8.6 Aansluiting op het net
• De compressor is voorzien van een netkabel met veilig-
heidsstekker. Deze kan worden aangesloten op elk vei-
ligheidsstopcontact 220 - 240 V~ 50 Hz dat beveiligd
is door een zekering van 16 ampère.
• Alvorens het toestel in gebruik te nemen dient u er zich
van te vergewissen dat de netspanning overeenkomt met
de bedrijfsspanning (vermeld op het kenplaatje van het
toestel).
• Lange toevoerleidingen alsook verlengkabels, kabeltrom-
mels enz. leiden tot spanningsverlies en kunnen het starten
van de motor beletten.
• Bij temperaturen onder +5°C start de motor eventueel
moeilijk ten gevolge van stroefheid.
8.7 AAN/UIT-schakelaar (Fig. 2)
• Om de compressor in te schakelen trekt u de AAN/UIT-
schakelaar (17) omhoog. Voor het uitschakelen wordt de
AAN/UIT-schakelaar omlaag gedrukt.
8.8 Drukafstelling: (Fig. 1, 3)
• Met de drukregelaar (5) wordt de druk op de manome-
ter (4) afgesteld.
NL/BE
21