Télécharger Imprimer la page

Trix Minitrix 110 / E 10 Serie Mode D'emploi page 3

Publicité

Informations concernant le modèle réel
Au début des années 1950, la DB lança des études pour
la mise au point d'une motrice pour tous services. Bien
que les 5 prototypes de E 10 aient reéalisé des perfor-
mances satisfaisantes, la DB abandonna le concept
de motrices pour tous services. Pour les achats futurs,
la DB développa des normes unifiées. Il en résulta des
conditions d'achat et d'entretrien nettement simplifiées.
Les deux principales séries (BR) sont constituées parles
modèles E 10 (BR 110 à partir de 1968) et E 40 (BR
140) dont les systèmes mécaniques et électriques sont
quasiment identiques. Ensemble, ces deux locomotives
ont été fabriquées en près de 1 300 exemplaires. Toutes
deux développent une puissance de 3 620 kW. La loco-
motive BR 110 prévue pour la traction des trains rapides
dispose d'une transmission conçue pour une vitesse
de150 km/h, tandis que celle de la locomotive BR 140
prévue pour les trains de marchandises est conçue pour
une vitesse de 100 km/h. La locomotive BR 139 repré-
sente un développement du modèle BR 140 pour une
exploitation en pentes. A partir du numéro d'immatricu-
lation E 10 288, l'aspect des locomotives fut modifié.
Une superstructure aérodynamique, des tampons caré-
nés, une jupe sous les tampons ainsi que sur les côtés
latéraux en étaient les principales caractéristiques.
Disposition d'essieux
Longueur hors tampons
Vitesse maximale
Poids en ordre de marche 86 t
Puissance nominale
Construction à partir de
Bo`Bo`
16 490 mm
150 / 160 km/h
3700 kW (4962 CV)
1956
Informatie over het voorbeeld
In het begin van de jaren vijftig zocht de Deutsche Bun-
desbahn naar een locomotief die aan alle eisen van het
spoorwegbedrijf kon voldoen. Hoewel met 5 prototypes
van de E 10 goede resultaten werden bereikt, besloot
de DB af te zien van het plan voor de bouw van een
universele locomotief. Voor toekomstige bestellingen
werd een typenprogramma opgesteld voor locomo-
tieven waarbij de constructiedelen genormaliseerd
werden. Daardoor werden fabricage en onderhoud
wezenlijk vereenvoudigd. De twee belangrijkste typen
(BR) E 10 (vanaf 1968: BR 110) en de E 40 (BR 140)
zijn elektrisch en mechanisch vrijwel gelijk. In totaal zijn
er bijna 1300 exemplaren van geproduceerd. Beiden
leveren een motorvermogen van 3620 kW. De BR 110
die bedoeld is voor het sneltreinverkeer, heeft een over-
brenging voor 150 km/h, de voor de goederendienst
bedoelde BR 140 een overbrenging voor 100 km/h.
De BR 139 is afgeleid van de BR 140 en bedoeld voor
steile trajecten. Vanaf het bedrijfsnummer E 10 288
veranderde het uiterlijk van de locomotieven. De meest
in het oog springende kenmerken zijn: de aërodynami-
sche loc opbouw, beklede buffers, een afdekking onder
de bufferbalk en een geheel doorlopend jaloezie aan
beide zijden.
Asindeling
lengte over de buffers
maximumsnelheid
dienstgewicht
nominaalvermogen
bouwjaar vanaf
Bo'Bo'
16 490 mm
150/160 km/h
86 t
3700 kW (4962 pk)
1956
3

Publicité

loading

Ce manuel est également adapté pour:

12448