● Neem vóór de ingebruikname het
onderhoudsschema door en voer al de
noodzakelijk
onderhoudswerkzaamheden uit.
(
15.1)
● Controleer vóór elk gebruik de
veiligheidsvoorzieningen. (
De zitmaaier mag niet in bedrijf worden
genomen als er veiligheidsinrichtingen
ontbreken, beschadigd, overbrugd of
gewijzigd zijn.
13.1 Brandstof bijtanken
Maximale tankinhoud:
9 liter
Advies:
Verse merkbrandstoffen,
gegevens over de brandstofkwaliteit
(octaangetal) vindt u in de
gebruiksaanwijzing van de
verbrandingsmotor.
– Loodvrije benzine.
Vulprocedure:
● Schakel de verbrandingsmotor voor het
bijtanken uit en laat deze afkoelen
(handwarm). (
13.3)
● Handrem aantrekken. (
Om morsen van brandstof te
voorkomen, gebruik voor het vullen
van de brandstof een geschikte
trechter (wordt niet meegeleverd)
gebruiken.
Brandstof langzaam en voorzichtig vullen.
Om overlopen te vermijden zal het vullen
in meerdere stappen opgedeeld worden.
Tussen de verschillende stappen de
vultrechter wegnemen en visueel de
inhoud van de tank controleren.
Hoe meer brandstof reeds werd gevuld,
0478 192 9913 C - NL
des te kleiner moeten de hoeveelheden
per stap worden. Vul de brandstoftank
nooit tot boven de onderkant van de
vulplug, zodat de brandstof ruimte heeft
om uit te zetten.
Tankdop:
12.)
Tankdop (1) losdraaien (let op de
pijlrichting) en wegnemen.
● De brandstof met behulp van een
gepaste vultrechter (niet meegeleverd)
bijvullen (zie vulprocedure).
8.14)
Tankdop (1) bevestigen en indraaien (let
op de pijlrichting). Vervolgens de
tankdop (1) handvast vastdraaien.
● Veeg gemorste brandstof droog en laat
deze even verdampen, voordat de
verbrandingsmotor wordt gestart.
13.2 Verbrandingsmotor starten
Voorkom schade aan het
apparaat!
Start de verbrandingsmotor niet
onmiddellijk, maak dan een pauze
tussen de startpogingen.
Contactsleutel nooit langer dan 10
seconden in de positie
"Verbrandingsmotor starten" zetten.
De verbrandingsmotor start alleen
maar wanneer het uitwerpkanaal
correct gemonteerd is. (
Vóór het starten:
● Motoroliepeil controleren. (
● Grasresten uit het maaiwerk en de
motorruimte verwijderen.
● Controleer brandstof en tank indien
nodig bij. (
13.1)
● Controleer vóór elke ingebruikname of
de rem goed werkt. (
13.5)
● Alle persoonlijke instellingen
(verstelling bestuurdersstoel) op het
apparaat doorvoeren – niet bij
draaiende verbrandingsmotor!
● Start het apparaat niet als er personen,
in het bijzonder kinderen, of dieren in de
buurt zijn.
Startvolgorde:
● Open de brandstofkraan. (
● Ga op de bestuurdersstoel zitten.
15.6)
15.8)
15.7)
179