Het gebruik van afdichtingsmiddelen op basis van silicone kan de doeltreffendheid van
bepaalde apparatuur voor de detectie van lekken beletten.
Intrinsiek veilige componenten mogen niet worden geïsoleerd voordat eraan wordt ge-
werkt.
2.3 - GEGEVENSTABEL
Naargelang de configuratie van de apparatuur moet u de gegevens van de tabel op pagina 15 controleren.
2.4 - KEUZE VAN DE POSITIE VAN DE BINNENUNIT
Om een beter rendement te bereiken en storingen of gevaarlijke situaties te vermijden, moet de installatie
van de interne apparatuur voldoen aan de volgende eisen:
a. Stel de binnenunit niet bloot aan warmtebronnen of stoom.
b. Zorg ervoor dat de ruimte rechts en links van het apparaat minstens 120 mm is en boven het apparaat
minstens 150 mm. (afbeelding 1).
c. Monteer de binnenunit minstens op een hoogte van 2 meter en maximaal 3 m van de vloer.
d. De wand waarop de binnenunit zal worden gemonteerd, moet stabiel, stevig en geschikt zijn om het
gewicht te dragen.
e. Zorg ervoor dat geen obstakels aanwezig zijn op de aanzuigzijde een vooral op de uitlaatzijde zodat de
lucht vrij circuleert. Op minder dan 2000 mm mag geen enkel obstakel aanwezig zijn.
Een kleinere afstand kan ertoe leiden dat turbulentie de correcte werking van het apparaat belemmert.
f. Installeer, indien mogelijk, de unit op een muur die aan de buitenkant uitgeeft, zodat de afwatering van
de condens naar buiten kan worden geleid.
g. Plaats de binnenunit niet zodanig dat de luchtstroom direct op de onderstaande personen wordt gericht
(afb. 3).
Lengte voor een binnenunit
Hoogteverschil tussen de binnenunits en buitenunits "A"
X
1
NL - 10
Model
max 25 m.
max 10 m.
A