OpBOuW VaN DE LEIca M OBjEcTIEVEN
Alle Leica M-objectieven vertonen in principe dezelfde uiterlijke opbouw: er is een
diafragma-instelring (4), een instelring voor de afstand (5) en een vaststaande ring
(6) met index voor de afstandsinstelling (6a), een scherptediepteschaal (6b) eve-
nals een roode indexknop voor het wisselen van objectief (6c).
Bovendien beschikt de LEICA NOCTILUX-M 1:0,95/50 mm ASPH. over een inge-
bouwde tegenlichtkap (2).
In de bajonetflens bevindt zich een 6-bit streepjescode-objectiefdetectie (7) die de
camerabehuizing objectiefgegevens geeft. Deze dienen voor de afstelling met de
belichtings-meetsystemen van digitale Leica M-modellen, evenals voor de optima-
lisatie van beeldgegevens in relatie tot het objectieftype.
INsTELLEN VaN DE schErpTE
De scherpte wordt met de afstandsring (5) ingesteld.
schErpTEDIEpTE
De schaal (6b) op de vaststaande ring (6) toont het bereik van de scherptediepte
voor de ingestelde afstand. Er wordt telkens afgelezen van de betreffende lijnge-
deelten die met de diafragmawaarden zijn gemarkeerd.
36