12 Extra functies
Met de functieknoppen (F1 - F4) kunnen verschillende extra functies worden ge-
activeerd. Bij elke druk op de knop hoort u een akoestisch signaal ter bevestig-
ing. Sommige extra functies zijn niet beschikbaar in sommige meetfuncties. Deze
worden dan donkergrijs weergegeven en kunnen niet worden geactiveerd.
12.1 RANGE
Met de knop RANGE kan handmatig een vast meetbereik worden ingesteld. De
Autorange-functie wordt daarbij gedeactiveerd. Elke druk op de knop gaat één
meetbereik verder. Om de AUTO-functie weer te activeren, houdt u de knop ong. 1
sec. ingedrukt. Er klinkt een pieptoon en "AUTO" verschijnt op het display.
12.2 MAX/MIN-functie
De MAX/MIN-functie maakt het mogelijk om meetwaarden uit een reeks metingen
voor korte tijd op te slaan. Het geselecteerde bereik (MAX of MIN) wordt vast-
gehouden en weergegeven. Met elke keer drukken schakelt u de functie om. Om de
MAX/MIN-functie weer te activeren, houdt u de knop ong. 1 sec. ingedrukt. Er klinkt
een pieptoon en "AUTO" verschijnt op het display.
12.3 REL-functie
De REL-functie maakt een referentiewaarde mogelijk, om eventueel prestatieverlies
zoals bijvoorbeeld bij weerstandsmetingen te vermijden. De actueel weergegeven
waarde wordt daarbij op nul gezet. Er is nu een nieuwe referentiewaarde ingesteld.
Om deze functie te activeren, drukt u op de knop "REL". Op het display verschijnt
"Δ" en de meetweergave wordt op nul gezet. De automatische meetbereikkeuze
wordt hierbij gedeactiveerd.
Om deze functie uit te schakelen, schakelt u om naar een andere meetfunctie of
houdt u de knop nogmaals ongeveer 1 seconde ingedrukt.
De REL-functie is niet actief in de meetfunctie "Continuïteitstest".
De knop "REL" werkt alleen als er een meetwaarde wordt weerge-
geven. Als er "OL" wordt weergegeven, kan deze functie niet
worden geactiveerd.
161