Indien u de rechter stuurknuppel van de zender (zie afb. 2, pos. 4) naar links drukt, dan moet het linker rolroer (1) ong. 1,2 cm naar boven en het rechter rolroer
(2) ong. 1,2 cm naar beneden uitslaan.
Indien u de rechter stuurknuppel van de zender (zie afb. 2, pos. 4) naar rechts drukt, dan moet het linker rolroer (1) ong. 1,2 cm naar beneden en het rechter
rolroer (2) ong. 1,2 cm naar boven uitslaan.
Naargelang aan welke boring van de servohefboom de vorkkop wordt ingehangen, kan de roeruitslag gericht worden beïnvloed. Als de vorkkop dichter bij het
draaipunt van de servohefboom wordt ingehangen, verkleint de roeruitslag. Als de vorkkop verder naar buiten wordt ingehangen, vergroot die roeruitslag.
k) Test van de werking van de motor
Stel eerst de zender en vervolgens het model in werking. De vliegregelaar geeft 5 korte piepjes. Indien u nu de stuurknuppel voor het motortoerental (zie afb. 2,
pos. 10) langzaam van de motor uit-stand in de richting maximaal motorvermogen beweegt, moet de motor starten. Test nu het roteren van de propeller eerst bij
een laag toerental, voor u kort volgas geeft.
Let op!
Controleer of er tijdens het testen van de motor geen losse delen zoals papier, folie of andere voorwerpen kunnen worden aangezogen door de
schroef. Let er tevens op, dat het model bij deze test stevig wordt vastgehouden, en er zich geen lichaamsdelen binnen het draai- en het gevaarbereik
van de propeller bevinden.
Als de motor niet aanloopt, heeft de beveiligingsschakeling aangesproken. In dit geval schuift u naast de stuurknuppel voor het motortoerental ook de trimschuiver
voor het motortoerental (zie afb. 2, pos. 11) in de onderste stand. Als u nu de stuurknuppel opnieuw in de richting van het maximale motortoerental beweegt,
moet de motor aanlopen.
98
Afb. 14b
Afb. 14c