8.5 ID-kaarten en gebruikercodes voor OUTPUT 1 vastleggen
8.5.1 Wat is een gebruikersnummer?
Als u een ID-kaart of een gebruikerscode voor het activeren van de relaisuitgang "OUT-
PUT 1" (F) wilt programmeren, dan moet steeds een gebruikersnummer worden toege-
kend.
Een gebruikersnummer is een nummer waaronder de ID-kaart resp. de gebruikerscode
wordt opgeslagen.
Om u de samenhang tussen gebruikersnummer, ID-kaart en gebruikerscode te verduidelij-
ken ziet u hierna een voorbeeldtabel met geprogrammeerde gebruikersnamen.
Gebruikersnummer
1111
1112
1113
1114
1115
1116
Een gebruikersnummer is dus niets anders dan een geheugenplaats waaronder u een
ID-kaart of een gebruikersnummer moet opslaan.
Denk er om, dat het gebruikersnummer voor "OUTPUT 1" (F) 4 cij-
fers en dat voor "OUTPUT 2" (G) 3 cijfers moet hebben. De gebrui-
kerscode moet steeds 4-8 cijfers hebben.
Gebruikersnummers kunnen niet dubbel worden toegekend.
8.5.2 ID-kaarten voor "OUTPUT 1" (F) programmeren
Om deze programmering door te voeren wordt er van uitgegaan, dat
u zich in de programmeermodus (zie hoofdstuk "8.1 Programmeer-
modus oproepen") bevindt.
Om een ID-kaart voor de relaisuitgang 1 "OUTPUT 1" (F) te programmeren voert u de vol-
gende toetscombinatie in:
All manuals and user guides at all-guides.com
ID-kaart
ID-kaart 1
ID-kaart 2
ID-kaart 3
Gebruikerscode
9876
4289
8946
99