3.15 Minimale snelheid zonnepomp 1 en pomp 2
U1%-U2% (par. n°: 124-127)
Met deze parameters kan de minimale snelheid worden inge-
steld van de pompen respectievelijk aangesloten op de uitgan-
gen U1 en U2.
S1
1
U1
SET
3.16 Besturingsmodus uitgang U1-U2
PIU1-PIU2 (par. n°: 136-139)
Met deze parameters kan de besturingsmodus worden ingesteld
van de pompen aangesloten op uitgangen U1 en U2.
ON-OFF Modus besturing standaardpompen 230 Vac
IMPU
Voor de fase-onderbreking modulatie van de snelheid
van de standaardpompen 230 Vac in verband met
de ∆T tussen de temperatuur van de collector en de
accumulator zoals gedefinieerd door de parameter
SOU1-SOU2 (par. nr. 148-151).
MODU
Modus PWM-besturing van de modulerende
pompen: voor de modulatie van de snelheid tussen
de elektronica van de pompen in verband met de
∆T tussen de temperatuur van de collector en de
accumulator zoals gedefinieerd door de parameter
SOU1-SOU2 (par. nr. 148-151).
S1
1
U1
SET
3.17 Modulatie pompen
ALTM (par. n°: 147)
Met deze parameter is het mogelijk om het type regeling van de
modulerende pompen voor het behouden van het ingestelde
setpoint op de parameter "DIFFERENTIËLE MODULATIESETS U1-U2
(par. nr 148-151)" in te stellen:
S3
2
S2
OFF
3 0
S3
2
S2
OFF
m o d u
OFF modulatie P . Door dit type modulatie in te stellen, wordt
de snelheid van de pomp uitsluitend op proportionele
(lineaire) wijze geregeld. Het bereik van de rotatiesnelheid
gaat van 100% tot xx% "MINIMALE SNELHEID U1"(par. nr 124-
127).
ON PID modulatie. Door dit type modulatie in te stellen, wordt
de snelheid van de pomp met behulp van een PID-functie
geregeld (regeling van het type Propotioneel-Integrerend-
Differentiërend). Het bereik van de snelheidsmodulatie
gaat van 100% tot xx% "MINIMALE SNELHEID U1" (par. nr
124-127).
U1
SET
3.18 Differentiële modulatiesets uitgang U1-U2
SOU1-SOU2 (par. n°: 148-151)
Door middel van deze parameters kan het temperatuurverschil
worden geregeld die nodig is voor de activering van de pompen
ingesteld met de parameter "MODULATIE POMPEN" (par.nr: 147).
SOU1 (gemeten aan de hand van het verschil tussen S1-S2)
handelt op de pomp die is gekoppeld aan de uitgang U1; SOU2
handelt op de pomp die is gekoppeld aan de uitgang U2 en
is verbonden aan de activeringsdifferentiaal ervan die niet al-
tijd hetzelfde is, maar die afhankelijk van het type toegepaste
schema is (bijvoorbeeld in schema 2 wordt deze gemeten tussen
S3-S4).
S1
U1
SET
2 8 6
S1
S3
1
2
S2
OFF
o n
S3
1
2
S2
OFF
° c
15 0