6 MOGELIJKE STORINGEN EN OPLOSSINGEN
STORING
De regeleenheid wordt niet ingeschakeld.
De temperatuur van de sonde Sx (x = 1, 2, 3,
4, 6) wordt niet weergegeven.
Het symbool
knippert met tussenpozen
De pomp P1 wordt gestopt en de uitgang U1
uitgeschakeld
Het symbool
knippert met tussenpozen
De parameter SETPOINT BOILER1 LAAG B1LO
wordt beperkt tot 50°C
Het symbool
knippert met tussenpozen
De pomp P3 wordt gestopt en de uitgang U2
uitgeschakeld in de systemen 2 en 8
Het symbool
knippert met tussenpozen
De uitgang U2 wordt uitgeschakeld in het
systeem 5
Het symbool
knippert met tussenpozen
De pomp P2 wordt gestopt en de uitgang U2
uitgeschakeld in het systeem 6
Het symbool
knippert met tussenpozen
De pomp P4 wordt gestopt en de uitgang U2
uitgeschakeld in het systeem 7
Het symbool
knippert met tussenpozen
De uitgang U2 wordt uitgeschakeld in het
systeem 9
OORZAAK
Geen elektriciteit.
Kabel van de sensor Sx losgekoppeld van de
regeleenheid.
Sonde Sx defect.
Sonde S1, geplaatst op de zonnecollector 1, is
niet correct geïnstalleerd of is defect.
Sonde S2, geplaatst op de onderste zone van
de accumulator, is niet correct geïnstalleerd of
is defect.
Sonde S3, geplaatst op de bovenste zone van
de accumulator, is defect.
Sonde S4, geplaatst op de tweede
accumulator, is defect.
Sonde S4, geplaatst op de tweede
accumulator, is defect.
Sonde S4, geplaatst op de tweede
accumulator, is defect.
Sonde S6, geplaatst op de zonnecollector 2, is
defect.
Sonde S6, geplaatst op het terugloopcircuit
van het verwarmingssysteem, is defect.
329
OPLOSSING
− Controleer de voedingskabel.
− Controleert de elektriciteits-
voorziening.
− Controleert de staat van de
zekering van de regelaar.
− Controleer de aansluiting tus-
sen sonde Sx en de regeleen-
heid.
− Vervang de sonde Sx.
− Vervang de sonde.
− Controleert de correcte posi-
tionering van de sonde en de
integriteit van de bekabeling/
verbinding.
− Vervang de sonde.
− Vervang de sonde.
− Vervang de sonde.
− Vervang de sonde.
− Vervang de sonde.
− Vervang de sonde.