gekozen zitting en draai hem zoals in
Fig. 10 wordt getoond, zodat hij tegen
de rugleuning van de autozitting staat.
3. Trek aan de veiligheidsgordel van de auto
en haak hem aan zijn gesp vast. Laat het
horizontale gedeelte (buikgordel) door
de twee speciale blauwe geleidingen
(L) lopen en span hem zoveel mogelijk
aan (Fig. 11).
4. Zet het autostoeltje (tegen de rijrichting
in) op de basis en duw het omlaag tot het
vastzit (u hoort een klik ter bevestiging)
(Fig. 12).
5. Controleer of het autostoeltje goed aan de
basis vastzit, door te proberen het zowel
aan de voor- als de achterkant op te tillen.
6. Pak de diagonale gordel van de auto vast
en laat hem door de speciale geleiding (O)
aan de achterkant van de rugleuning van
het autostoeltje lopen (Fig. 13). LET OP! De
diagonale gordel moet tijdens het vervoer
ALTIJD in deze geleiding blijven zitten.
7. Span de gordel zo veel mogelijk aan zon-
der te veel band over te laten en verzeker
u ervan dat hij niet verdraaid zit.
8. Draai de greep op stand A1 (Fig. 14).
LET OP! Controleer na de installatie ALTIJD
of de autogordel correct gespannen is en of
hij over alle punten gelijk is verdeeld, zonder
verdraaid te zijn. Laat de autogordels NOOIT
op andere plaatsen lopen dan de aange-
duide. Om het autostoeltje los te koppelen
en de basis in de auto geïnstalleerd te laten:
1. Haal de diagonale gordel uit de geleiding
op de rugleuning zonder hem uit de gesp
te nemen.
2. Zet de handgreep weer op de verticale
stand B (Fig. 5).
3. Koppel het autostoeltje los, zoals voor-
heen werd toegelicht, door op de druk-
knop P te drukken.
2.2 INSTALLATIE ZONDER BASIS
Om het autostoeltje zonder basis te instal-
leren handelt u als volgt:
1. Plaats het stoeltje op de gekozen zitplaats
in de auto (Fig. 15) tegen de rijrichting in.
2. Trek aan de veiligheidsgordel van de auto
en haak hem aan zijn gesp vast. Laat het
horizontale gedeelte van de gordel (buik-
gordel) door de twee speciale blauwe
geleidingen (K) van het autostoeltje lopen
(Fig. 15).
3. Pak het diagonale gedeelte van de auto-
gordel vast en laat hem door de speciale
blauwe geleiding (O) aan de achterkant
van de rugleuning van het autostoeltje lo-
pen (Fig. 16). LET OP! De diagonale gordel
moet tijdens het vervoer ALTIJD in deze
geleiding blijven zitten.
4. Span de gordel zo veel mogelijk aan zon-
der te veel band over te laten en verzeker
u ervan dat hij niet verdraaid zit.
5. Draai de greep op stand A (Fig. 17).
Om het autostoeltje los te koppelen:
1. Maak de autogordel los door op de gesp
te drukken.
2. Zet de handgreep weer op stand B (ver-
ticaal).
3. Haal de gordel uit de diagonale en hori-
zontale geleidingen.
3. VERDERE HANDELINGEN
3.1 HET KIND IN HET AUTOSTOELTJE
ZETTEN EN DE POSITIE VAN DE GOR-
DELS AFSTELLEN
Handel als volgt om de gordels te verplaatsen:
1. Houd de verstelknop (Fig. 2 – I) ingedrukt
en trek aan de gordels van het autostoeltje
om ze losser te maken (Fig. 18).
2. Open de gesp door op de rode knop te
drukken (Fig. 19A) en haal de gordels uit
elkaar (Fig. 19B).
3. Zet het kind in het autostoeltje. LET OP!
De gordels moeten altijd aan de groei
van het kind worden aangepast. Voordat
u het autostoeltje in de auto installeert,
moet u ze op de juiste hoogte plaatsen.
Voor een goede afstelling moeten de
gordels ter hoogte van de schouders van
het kind uit de rugleuning komen (Fig.
20). De hoofdsteun en de gordels worden
tegelijkertijd in de hoogte afgesteld in 6
standen met de drukknop Q (Fig. 4-A)
naarmate het kind groeit.
4. Leg de twee lipjes van de gesp op elkaar
en steek ze vervolgens in de gesp tot
u een klik hoort (Fig. 21). LET OP! Steek
de lipjes nooit één voor één in de gesp,
noch slechts één van beide. Druk op de
knop Q om de afstelling van de gordels
uit te voeren.
5. Span de veiligheidsgordels van het
50