4
Monteren
4.1
Inbouwvoorwaarden controleren
Voorwaarden voor de inbouwlocatie in acht nemen:
Rekening houden met de variant van de afdichting (witte
of zwarte inbouwmethode), zie de bijbehorende inbouw-
voorbeelden.
De hoogte van de bodemopbouw respectievelijk de
sterkte van de vloerplaat uitrekenen; de maximale diepte
mag niet worden overschreden. Eventueel kan een ver-
lengstuk (toebehoor, art.nr. 83070 of 83073) worden
gebruikt.
Controleren of de installatie in een bodem met grondwa-
terdruk wordt ingebouwd. Zie voor de grondwaterbesten-
digheid van de installatie 3 "Technische gegevens".
Controleren of er een leidingenscheiding conform EN
12056-4 aanwezig is. Afvalwater en regenwater moeten
afzonderlijk worden afgevoerd. Afvalwater dat onder het
terugstuwniveau wordt aangevoerd, moet na de valleiding
worden aangesloten.
Maximale inbouwdiepte in acht nemen
Bij vloerinbouw moet een maximale inbouwdiepte van
650 mm tot aan de bovenkant van de functionele een-
heid (motor) worden aangehouden. Zo kunnen de nood-
zakelijke onderdelen in geval van onderhoud en service
gemakkelijk worden bereikt.
010-842_01
4.1.1
De terugstuwbeveiliging voor de valleiding monteren
(RSE)
Inbouw- en montagehandleiding
Terugstuwniveau
79 / 112