AVANOS* MIC
gastrojejunale voedingssonde (GJ-sonde)
*
NL
met ENFit
-connectoren • Plaatsing onder endoscopische geleide/röntgendoorlichting
®
Afbeelding 1
E
Gebruiksaanwijzing
Uitsluitend op voorschrift verkrijgbaar: volgens de federale wetgeving (van de Verenigde Staten) mag dit medische
hulpmiddel uitsluitend door of op voorschrift van een arts worden verkocht.
Beschrijving
De AVANOS* MIC* gastrojejunale (GJ) voedingssonde (afb. 1) zorgt voor de gelijktijdige maagdecompressie/-drainage en
de toevoer van enterale voeding naar het distale duodenum of het proximale jejunum.
Indicaties voor gebruik
De AVANOS* MIC* GJ-voedingssonde is geïndiceerd voor gebruik bij patiënten die onvoldoende voeding via de maag
kunnen opnemen, die darmmotiliteitsproblemen hebben, bij wie de maaguitgang is geblokkeerd, die lijden aan ernstige
gastro-oesofageale reflux, die een aspiratierisico lopen of die eerder een oesofagectomie of gastrectomie hebben
ondergaan.
Contra-indicaties
Contra-indicaties voor het aanbrengen van een GJ-voedingssonde zijn onder meer, maar niet beperkt tot:
•
coloninterpositie
•
ascites
•
portale hypertensie
•
peritonitis
•
niet-gecorrigeerde coagulopathie
•
onzekerheid met betrekking tot de richting en de lengte van gastrostomie (dikte van de buikwand)
•
te weinig hechting van de maag aan de buikwand (alleen bij vervanging)
•
afwezigheid van een aangelegd kanaal voor gastrostomie (alleen bij vervanging)
•
aanwijzingen voor infectie rondom de stomaplaats (alleen bij vervanging)
•
aanwezigheid van meerdere fistuleuze stomakanalen (alleen bij vervanging)
Waarschuwing
Dit medische hulpmiddel mag niet opnieuw worden gebruikt, niet opnieuw worden verwerkt en niet
opnieuw worden gesteriliseerd. Het opnieuw gebruiken, opnieuw verwerken of opnieuw steriliseren kan 1)
een negatief effect hebben op de bekende biocompatibiliteitskenmerken van het product, 2) de structurele
integriteit van het product aantasten, 3) ertoe leiden dat het product niet op de gewenste wijze werkt, of 4)
een besmettingsrisico met zich meebrengen en het overbrengen van een infectieziekte veroorzaken, wat bij de
patiënt tot letsel, ziekte of overlijden kan leiden.
Complicaties
Het gebruik van een GJ-voedingssonde kan gepaard gaan met de volgende complicaties:
•
misselijkheid, braken, opgeblazen gevoel of diarree
•
aspiratie
•
peristomale pijn
•
abces, wondinfectie en huidafbraak
•
druknecrose
•
hypergranulatieweefsel
•
lekken uit de peritoneale holte
•
buried bumper syndroom
•
peristomale lekkage
•
falen van de ballon of losraken van de sonde
•
verstopping van de sonde
•
maag-darmbloeding en/of -zweervorming
•
obstructie van de maaguitgang
•
ileus of gastroparese
•
volvulus in maag of darm
De procedure voor het plaatsen van een voedingssonde kan gepaard gaan met andere complicaties, zoals letsel aan een
buikorgaan.
Plaatsing
Deze AVANOS* GJ-voedingssonde kan op de volgende manieren worden geplaatst:
percutaan onder fluoroscopische (radiologische) geleide
percutaan onder endoscopische geleide
ter vervanging van een bestaand hulpmiddel in een reeds aangelegd stomakanaal
Waarschuwing: Voor de veiligheid en het comfort van de patiënt moet er een gastropexie worden uitgevoerd
om de maag aan de voorste buikwand vast te maken, de inbrengplaats voor de voedingssonde moet worden
bepaald en het stomakanaal moet worden gedilateerd voordat de sonde voor het eerst wordt ingebracht. De
lengte van de sonde moet voldoende zijn om 10-15 cm voorbij het Treitz-ligament te worden geplaatst.
Waarschuwing: Gebruik de retentieballon van de voedingssonde niet als gastropexiehulpmiddel. De ballon
zou kunnen barsten, waardoor de maag niet aan de voorste buikwand wordt vastgemaakt.
Jejunal
C
D
B
Jejunal
A
Voorbereiding van de sonde
Waarschuwing: Controleer of de verpakking onbeschadigd is. Gebruik de sonde niet als de verpakking
beschadigd is of als de steriele barrière is doorbroken.
1. Selecteer de juiste maat MIC* GJ-voedingssonde, verwijder het product uit de verpakking en inspecteer het op
beschadiging.
2. Gebruik de mannelijke luerspuit uit de set om de ballon (afb. 1-E) via de ballonvulpoort (afb. 1-A) met water te vullen.
Gebruik geen lucht.
3. Verwijder de spuit en controleer of de ballon niet beschadigd is door er voorzichtig in te knijpen en zo te controleren of de
ballon niet lekt. Inspecteer de ballon visueel om te controleren of hij symmetrisch is. De ballon kan symmetrisch worden
gemaakt door hem voorzichtig tussen de vingers te rollen. Breng de spuit opnieuw in en verwijder al het water uit de
ballon.
4. Controleer de externe retentiering (afb. 1-D). De ring zou met enige weerstand over de sonde geschoven moeten kunnen
worden.
5. Controleer de volledige lengte van de sonde op onregelmatigheden.
6. Spoel met behulp van een ENFit®-spuit zowel het maaglumen (afb. 1-C) als het jejunale lumen (afb. 1-B) van de sonde
met water om de doorgankelijkheid van de sonde te controleren.
7. Smeer de tip van de sonde met een in water oplosbaar glijmiddel in. Gebruik geen minerale olie. Gebruik geen vaseline.
8. Breng een ruime hoeveelheid in water oplosbaar glijmiddel aan op het jejunale lumen. Gebruik geen minerale olie.
Gebruik geen vaseline.
Voorgestelde preparatie van de operatieplaats
1. Gebruik standaard radiologische of endoscopische technieken voor het in beeld brengen en voorbereiden van de
plaatsing van de GJ-sonde.
2. Controleer of er geen afwijkingen te zien zijn die een contra-indicatie zouden kunnen vormen voor plaatsing van de
sonde en plaats de patiënt in rugligging.
3. Kies een gastrostomieplaats zonder belangrijke bloedvaten, inwendige organen of littekenweefsel. De operatieplaats
bevindt zich meestal op een derde tussen de navel en de linker ribbenboog op de midclaviculaire lijn.
4. Prepareer de gekozen inbrengplaats en bedek deze met doeken volgens het protocol van de instelling.
Plaatsing van de gastropexie
Waarschuwing: Het verdient aanbeveling een driepuntsgastropexie in een driehoeksconfiguratie uit te
voeren, zodat bevestiging van de maagwand aan de voorste buikwand mogelijk is.
1. Breng een huidmarkering aan op de inbrengplaats van de sonde. Bepaal het gastropexiepatroon door in een
driehoeksconfiguratie op gelijke afstand van de inbrengplaats van de sonde drie huidmarkeringen aan te brengen.
Let op: Zorg voor voldoende afstand tussen de inbrengplaats en de plaats waar de gastropexie wordt bevestigd om
interferentie van het Dennison-ankertje met de gevulde ballon te voorkomen.
2. Breng op de punctieplaatsen 1% lidocaïne aan en breng een plaatselijk verdovingsmiddel aan op de huid en het
peritoneum.
3. Breng het eerste Dennison-ankertje aan en bevestig de positie in de maag. Herhaal de procedure totdat in alle drie
hoeken van de driehoek een Dennison-ankertje is aangebracht.
4. Zet de maag vast aan de voorste buikwand en rond de procedure af.
Het stomakanaal aanleggen onder fluoroscopische (radiologische) visualisatie
1. Leg het stomakanaal aan terwijl de maag nog steeds met lucht is gevuld en tegen de buikwand aan ligt. Identificeer de
punctieplaats in het midden van het gastropexiepatroon. Controleer onder fluoroscopische geleide of de punctieplaats
zich boven het distale deel van de maag onder de ribbenboog en boven het colon transversum bevindt.
Waarschuwing: Vermijd de a. epigastrica die zich bij de kruising tussen twee derde van het mediale en
een derde van het laterale gedeelte van de m. rectus bevindt.
Waarschuwing: Wees voorzichtig en voorkom dat de punctienaald te diep wordt opgevoerd, waardoor
de achterste maagwand, de pancreas, de linker nier, de aorta of de milt zouden kunnen worden
aangeprikt.
2. Verdoof de punctieplaats met een plaatselijke injectie van 1% lidocaïne in het peritoneale oppervlak.
3. Breng in het maaglumen in het midden van het gastropexiepatroon een inbrengnaald in die compatibel is met een
voerdraad van 0,038 inch (0,96 mm) direct naar de pylorus.
NB: Bij het plaatsen kan de GJ-sonde het best onder een hoek van 45° ten opzichte van het huidoppervlak worden
ingebracht.
4. Controleer onder fluoroscopische doorlichting de juiste plaatsing van de naald. Om de controle te vergemakkelijken, kunt
u een met water gevulde spuit op het aanzetstuk van de naald aansluiten en lucht uit het maaglumen aspireren.
NB: Zodra er lucht wordt geaspireerd, kan er contrastmiddel worden geïnjecteerd om maagplooien zichtbaar te maken en de
positie te bevestigen.
5. Voer een voerdraad, van max. 0,038 inch, op door de naald en rol deze op in de fundus van de maag. Bevestig de positie.
6. Verwijder de inbrengnaald, maar laat de voerdraad op zijn plaats zitten. Voer de inbrengnaald volgens het
ziekenhuisprotocol af.
7. Voer een 0,038 inch compatibele flexibele katheter op over de voerdraad en manipuleer de voerdraad onder
fluoroscopische doorlichting in de maagholte.
8. Voer de voerdraad en flexibele katheter op totdat de kathetertip zich bij de pylorus bevindt.
9. Wees voorzichtig bij de pylorus en voer de voerdraad en katheter op tot in het duodenum en 10-15 cm voorbij het Treitz-
ligament.
10. Verwijder de katheter, maar laat de voerdraad op zijn plaats zitten. Voer de katheter volgens het ziekenhuisprotocol af.
Het stomakanaal aanleggen onder endoscopische visualisatie
1. Leg het stomakanaal aan terwijl de maag nog steeds met lucht is gevuld en tegen de buikwand aan ligt. Identificeer de
punctieplaats in het midden van het gastropexiepatroon. Controleer onder endoscopische geleide of de punctieplaats zich
boven het distale deel van de maag onder de ribbenboog en boven het colon transversum bevindt.
Waarschuwing: Vermijd de a. epigastrica die zich bij de kruising tussen twee derde van het mediale en
een derde van het laterale gedeelte van de m. rectus bevindt.
Waarschuwing: Wees voorzichtig en voorkom dat de punctienaald te diep wordt opgevoerd, waardoor
de achterste maagwand, de pancreas, de linker nier, de aorta of de milt zouden kunnen worden
aangeprikt.
2. Verdoof de punctieplaats met een plaatselijke injectie van 1% lidocaïne in het peritoneale oppervlak.
41