6.3. Omschrijving dagelijkse controle
6.3.1. Frame
Controleer het frame in zijn totaliteit op loszittende bouten, scheuren en/of breuken van de lasnaden.
Houd de machine in de mate van het mogelijke rein om inwerken van vuil, water, olie en gemorste brandstof
te voorkomen.
6.3.2. Ventielen + manometer
Bij een uitgeschakelde machine, d.w.z. stilstand van de motor, moet de manometer 0 bar weergeven.
Bij een maximaal presterende machine, d.w.z. bediend bij een vollast draaiende motor, mag de manometer
niet meer aanduiden dan de maximale door DiBO aangegeven werkdruk, voor uw machine.
Na bediening en loslaten van het pistool kan nog een kleine drukrestant in de leidingen aanwezig blijven.
De weergegeven waarde van de manometer moet tussen 0-30 bar gelegen zijn, de ventielen zijn dan in
orde.
6.3.3. Hogedruk en lagedruk -gedeelte
Controleer de slangen, leidingen en koppelingen op uiterlijke beschadigingen en lekkage.
Indien beschadigd of lekkage moeten deze onmiddellijk worden vervangen.
6.3.4. Elektrisch gedeelte
Controleer zichtbare elektrische bedrading en componenten (o.a. schakelaars) op uiterlijk zichtbare bescha-
digingen. Indien beschadigd de betreffende delen laten vervangen.
6.3.5. Brander
Controleer of de waaieropening en tank vrij zijn van vervuiling. Leidingen en verbindingen controleren op
Onsteektransformator brander:
Het is van belang dat op de ontsteektransformatoren een verbruiker aangesloten is.
Het aanschakelen van de ontsteektransformator zonder dat de ontsteekpennen zijn aangesloten is niet toe-
gestaan. Wij adviseren om tijdens onderhoudswerkzaamheden zeker de verbindingen van de ontsteekka-
bels te controleren en voor het geval de brander niet zou werken, zeker niet de brander laten aan te staan.
6.3.6. Algemene controle van de tanks
Controleer alle tanks op uiterlijke beschadigingen en lekkages.
Controleer bij het vullen van de watertank of het vulsysteem goed werkt.
DiBO n.v. 15