uur; als alles normaal is, bespeurt de gebruiker alleen maar een uiterst kleine drukdaling die slechts enkele
seconden duurt. Als de VNR daarentegen geblokkeerd is, komt de pomp in alarm en kan dan alleen opnieuw in
bedrijf worden gesteld, nadat de oorzaken van de verstopping zijn weggenomen.
De ideale bedrijfssituatie doet zich voor wanneer de pomp helemaal onder water is; toch biedt het koelsysteem
van de motor de mogelijkheid de pomp gedurende korte tijd tot de minimumaanzuighoogte (50 mm) te gebru-
iken.
De pomp is voorzien van een roestvrijstalen filter om afvalresten tegen te houden
De pomp kan mag niet gebruikt worden voor het pompen verpompen van zout water,
rioolwater, ontvlambare, bijtende of explosieve vloeistoffen (b.v. petroleum, benzine, oplosmi
delen), vetten, oliën of voedingsmiddelen.
De vloeistof kan verontreinigd worden door mogelijk lekkende smeermiddelen.
De temperatuur van de te pompen vloeistof mag niet hoger zijn dan 35° C.
Indien de pomp gebruikt wordt voor de drinkwatervoorziening in woningen dient u de plaatsel
jke regelgeving uitgevaardigd door de met het beheer van de drinkwatervoorziening belaste i
stanties in acht te nemen.
3. INBEDRIJFSTELLING
Met het oog op de verschillende regelgeving in de verschillende landen op het gebied van de
veiligheid van elektrische installaties, dient u zich ervan te vergewissen dat de installatie, voor
wat de toepassing ervan, conform de van kracht zijnde voorschriften is.
Alvorens de pomp in bedrijf te stellen dient u onderstaande punten te controleren:
• De spanning en de frequentie van het pompplaatje van de pomp komen overeen met de gegevens van de
stroomvoorzieningsinstallatie.
• De stroomkabel van de pomp en de pomp zelf zijn niet beschadigd.
• De elektrische aansluiting bevindt zich op een droge tegen eventuele overstroming beschermde plaats.
• De elektriciteitsinstallatie is voorzien van een stroomonderbreker van I ∆n ≤ 30 mA en de aarding werkt perfect.
• Eventuele verlengkabels moeten conform de voorschriften van de norm DIN VDE 0620 zijn.
4. RAADGEVINGEN VOOR HET GEBRUIK
Voor het correct functioneren van de pomp dienen onderstaande regels bij gebruik daarvan in acht genomen te
worden:
• De pomp mag alleen gebruikt worden wanneer deze zich in het water bevindt. Indien er geen water meer is,
dient de pomp onmiddellijk uitgeschakeld te worden door de stekker uit het stopcontact te halen.
• De pomp moet stabiel staan in een opvangputje of in ieder geval op het laagste punt van de ruimte van installatie.
• Om te voorkomen dat er verstoppingen in de aanzuiging ontstaan, is het raadzaam op gezette tijden te con-
troleren of er zich geen vuil in het putje opgehoopt heeft (bladeren, zand, etc.).
ONDERHOUD EN REINIGING
De pomp mag in geen geval blootgesteld worden aan vorst. Haal de pomp bij temperaturen onder nul uit
de te verpompen vloeistof, laat hem leeglopen en zet hem op een vorstvrije plaats neer. Voordat u reini-
gingswerkzaamheden aan de pomp gaat uitvoeren dient u de stekker van de pomp uit het stopcontact te halen.
De pomp heeft geen onderhoud nodig.
22
NEDERLANDS