ISK 74-312 Inductief veiligheidsrelais
8. Aansluiten van de meebewegende signaalgevers
8.1 Aansluiting aan de spoelkern SPK 54 (afbeelding 1)
De meebewegende lijsten (SKL's) worden met de
meebewegende spoelkern verbonden.
Hiertoe dient de meebewegende SKL DICHT-beweging
met de aansluiting C van de meebewegende spoelkern
en de optionele SKL OPEN beweging met de aanslui-
ting O verbonden te worden.
Als een kanaal niet gebruikt wordt, moet dit kanaal bezet worden met een 8,2kΩ -weer-
stand .
8.2 Aansluiting van meerdere signaalgevers per signaalgevercircuit (afbeelding 2)
Op signaalgeveringang O resp . C kunnen één of meerdere signaalgevers worden aangesloten. Hiertoe dienen
de afzonderlijke signaalgevers als in afbeelding 2 in serie geschakeld te worden.
Er kunnen maximaal vijf signaalgevers met een totale kabellengte van max. 25 m in serie geschakeld worden.
De lengte van een signaalgever kan tot 25 m.
Voor het aansluiten van de in serie geschakelde signaalgevers is het aan te bevelen om de weerstandswaarde
van de schakeling te meten.
Bij niet-geactiveerde SKL moet de weerstand 8,2 kΩ ± 500 Ω bedragen. Als de SKL geactiveerd is, mag de
weerstand 500 Ω niet overschrijden.
ASO-signaalgevers mogen niet parallel worden geschakeld.
Signaalgever 1
O
2
C
Afbeelding 2: Bedrading bij meerdere signaalgevers, hier bijvoorbeeld veiligheidscontactlijst
9. Inbedrijfstelling / Functiecontrole
Na de overeenkomstige aansluiting van alle elektrische verbindingen en inschakeling van de voedingsspanning,
moet de poort op correcte functie gecontroleerd worden. Daartoe moeten alle veiligheidscontactlijsten één
voor één geactiveerd worden en de overeenkomstige reacties van het relais gecontroleerd worden.
48
7.5 Aansluiting stuurstroomkringen
Aan het klemmenpaar Stop Opening moet de te bewaken stuurstroomkring voor
de open-beweging (stop-open-beweging) en aan het klemmenpaar Stop Closing de
overeenkomstige stuurstroomkring voor de dicht-beweging (stop-dicht-beweging)
aangesloten worden.
De aansluiting voor de controle circuits is alleen toegestaan voor het
schakelen van lage voltages. De stuurstroomkringen zijn afhankelijk van
de nominale stroom te beschermen met een geschikte zekering of de
nominale stroom van de stuurstroomkringen te beperken door andere
maatregelen om de maximale waarde.
Signaalgever 2
2
C
O
Afbeelding 1: Schakelaansluiting op spoelkern
Signaalgever „n"
2
-weer-
2