|
|
Nederlands
5
Inbedrijfstelling
5
Inbedrijfstelling
5.1
Vaatwasmachine opstellen
De locatie waar de machine wordt opgesteld moet vorstvrij zijn, zodat de watervoerende systemen niet bevriezen.
Ø
Plaats de vaatwasmachine met behulp van een waterpas horizontaal.
Ø
Compenseer oneffenheden op de vloer met behulp van de in hoogte verstelbare machinepootjes.
5.2
Vaatwasmachine aansluiten
De vaatwasmachine en de eventuele bijbehorende apparaten moeten door een erkend installateur volgens de ter plaatse geldende
normen en voorschriften worden aangesloten.
5.2.1 Wateraansluiting
De watertechnische veiligheid is uitgevoerd conform DIN EN 61770. De vaatwasmachine kan zonder tussenschakeling van een ander
veiligheidssysteem op de schoonwaterleiding worden aangesloten.
Toevoerwaterslang aansluiten
Belangrijke aanwijzingen:
– De toevoerwaterslang mag niet worden ingekort of beschadigd.
– Gebruik alleen de meegeleverde toevoerwaterslang. Oude, aanwezige toevoerwaterslangen mogen niet opnieuw worden gebruikt.
– Knik de toevoerwaterslang niet bij het monteren.
218
1
2
3
1
|
12020320/01; 2022-01
Ø
Sluit de toevoerwaterslang (3) aan op de vaatwasmachine.
Ø
Sluit de vuilvanger (2) aan op de bouwzijdige watertoevoer-
kraan (1).
Ø
Sluit de toevoerwaterslang (3) aan op de vuilvanger (2).
Ø
Draai de watertoevoerkraan (1) open en controleer of de aan-
sluitingen lekvrij zijn.
De vuilvanger voorkomt dat er deeltjes die roest op het bestek en
in de vaatwasmachine veroorzaken vanuit het toevoerwater in de
vaatwasmachine terechtkomen.
Sluit de vaatwasmachine aan op het afvoersysteem
Ø
Sluit de afvoerwaterslang (1) aan op de vaatwasmachine.
Ø
Leid de afvoerwaterslang naar de bouwzijdige afvoerwateraan-
sluiting en sluit deze aan.
|
Gebruiksaanwijzing PTD 901