● Alleen verrijdbare compressoren zijn van een
reduceerventiel voorzien (bij versies met vaste
pootjes wordt deze gewoonlijk op de gebruikslijn
geïnstalleerd). Door de knop bij open kraan te
bedienen (door deze omhoog te trekken wordt bij
rechtsom draaien de druk verhoogd en bij linksom
draaien de druk verlaagd, fig. 12) kan de luchtdruk
geregeld worden om het gebruik van pneumatische
gereedschappen te optimaliseren. Zet, zodra de
gewenste waarde is ingesteld, de knop weer laag
om deze in zijn stand te vergrendelen.
● De ingestelde waarde kan op de manometer
gecontroleerd worden (bij versies die hiermee zijn
uitgerust, fig. 12) of met behulp van de genummerde
streepjes op de knop, welke waarden met de
betreffende drukken overeenkomen.
● Controlleer of het luchtgebruik en de maximum
druk van de te proberen luchtdrukwerktuigen
geschikt zijn met de aangetekende druk op
de drukregelaar en met de hoeveelheid lucht
geleverd door de compressor.
● Schakel de machine na gebruik uit, neem de stekker
uit het stopcontact en leeg de ketel.
6. SCHOONMAKEN EN ONDERHOUDEN
De levensduur van de machine hangt af van de kwaliteit
van het onderhoud.
Let op!
Trek vóór alle schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheid
de netstekker uit het stopcontact.
Let op!
Wacht tot de compressor helemaal is afgekoeld!
Gevaar om brandwonden op te lopen!
FUNCTIE
Reiniging van de zuigfilter en/of
vervanging van het filtrerende element
Vervanging van olie *
Sluiting van de hoofdtrekkers
Het lossen van de condens vanuit
de tank *
Controle van de riemspanning
* Zowel de uitgewerkte olie (gesmeerde modellen) als het condenswater MOETEN op milieuvriendelijke wijze en overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften VERWERKT worden.
Let op!
Vóór alle schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden
dient de ketel drukloos te worden gemaakt.
6.1 Reiniging
● Hou de veiligheidsinrichtingen zo veel mogelijk vrij
van stof en vuil. Wrijf het apparaat met een schone
doek af of blaas het met perslucht bij lage druk
schoon.
● Het is aan te bevelen het apparaat direct na elk
gebruik schoon te maken.
● Maak het apparaat regelmatig met een vochtige
doek en wat zachte zeep schoon. Gebruik geen
reinigings- of oplosmiddelen; die zouden de
kunststofcomponenten van het apparaat kunnen
aantasten. Zorg ervoor dat geen water binnen in het
apparaat terechtkomt.
● Slang en spuitgereedschap moeten vóór de
schoonmaakbeurt van de compressor worden
gescheiden. De compressor mag niet met water,
oplosmiddelen of iets dergelijks schoon worden
gemaakt.
6.2 Condenswater
Tap regelmatig (of na werkzaamheden die langer
dan een uur duren) het condenswater af dat zich in
de ketel ophoopt (fig. 15) i.v.m. het vocht dat in de
lucht aanwezig is. Het condenswater moet dagelijks
worden afgelaten door de aflaatklep (ref. 11) open te
draaien (bodemkant van het drukvat). Dit om de ketel
tegen roesten te beschermen en niet de capaciteit te
beperken.
Let op!
Het condenswater uit het drukvat bevat olieresten.
Ontdoet u zich van het condenswater op een
ONDERHOUDSINTERVALLEN
NA DE EERSTE 100
UREN
●
De controle moet uitgevoerd worden voordat de compressor voor de
eerste keer wordt gestart
Regelmatig en bij het einde van het werk
Regelmatig
61
ELKE 100 UREN
ELKE 300 UREN
●
N
L
●