5
Reiniging en luchtfilterwissel
afbeelding 9
afbeelding 10
154
5.2 vervolg
5.2.2 Blaaskoepel
Schade aan het apparaat – Gebruik geen gereedschap
• Draai de bevestigingsschroeven 3 alleen met een passende munt
los / vast.
Demontage
1. Neem goed nota van de veiligheidsaanwijzingen conform "hoofdstuk
5.1'' pagina 153.
2. Draai de vier bevestigingsschroeven 3 met een passende munt naar links
(tegen de klok in) eruit en neem de blaaskoepel 2 naar beneden uit het
apparaat.
Reiniging
3. Reinig ventilatoruitgangsrooster 4 en temperatuurvoeler 5 alleen droog,
met een penseel, of zuig deze af met een stofzuiger met borstelopzetstuk.
4. Reinig de binnenvlakken van het apparaat (onder de blaaskoepel 2) en de
blaaskoepel 2 met een zachte doek, die tevoren met water en een beetje
afwasmiddel licht bevochtigd en goed uitgewrongen werd.
Montage
5. Plaats de blaaskoepel 2 weer en draai de 4 bevestigingsschroeven 3 met
een passende munt naar rechts (met de klok mee) erin.
6. Controleer of de 4 bevestigingsschroeven 3 en de blaaskoepel 2 goed
zitten.
5.3 Luchtfilterwissel
Controleer ten minste elke 4 weken de luchtfilter 2 en verwissel deze indien
nodig.
Demontage
1. Neem goed nota van de veiligheidsaanwijzingen conform "hoofdstuk
5.1'' pagina 153.
2. Druk de twee ontgrendelingen 1 in de richting van het filterdeksel met
luchtfilter b tot deze hoorbaar ontgrendelen, en trek deze iets omlaag.
3. Haak het filterdeksel met luchtfilter b voor uit en neem het weg.
Filterwissel
4. Neem de luchtfilter 2 uit het apparaat en verwissel deze eventueel.
5. Reinig het luchtrooster 3 met een penseel, of zuig dit af met een stofzuiger
met borstelopzetstuk.
6. Plaats de nieuwe luchtfilter 2 vormvast in het filterdeksel b.
Montage
7. Haak het filterdeksel met luchtfilter b voor in en druk het omhoog.
8. Druk de twee ontgrendelingen 1 in de richting van de AAN/UIT-schakelaar
a tot deze hoorbaar vastklikken.
9. Controleer of het filterdeksel met luchtfilter b goed zit.
LET OP