NL Vloerfreesmachine BEF 320EX / BEF 320VX
4 Onderhoud
2.
Motorsokkelbouten [40, fig. H] (4 stuks) los
draaien (niet verwijderen).
3.
Eventueel
defecte
vervangen.
4.
Contramoeren [41, fig. H] losdraaien.
5.
Freesriemen met de spanschroef [42, Fig. H] zo
ver spannen dat deze bij matige duimdruk onge
veer 1 cm omlaag gedrukt kunnen worden.
6.
Bouten van de riemspanner vastdraaien.
7.
Afdekking van de aandrijving monteren.
8.
Controleer of de freesrotor bij belasting draait
(! hoofdstuk 3.2 ‐ pagina 43).
9.
Als de riemspanning niet groot genoeg is, stap
1. ... 8. herhalen.
Pompriem controleren / spannen / vervangen:
F
1.
Afdekking van de aandrijving [10, fig. A] los
schroeven (3 bouten) en verwijderen.
2.
Bouten van de riemspanner [39, fig. H] los
draaien (niet verwijderen).
3.
Eventueel defecte pompriem [38, fig. H]
vervangen.
4.
Pompriem zo ver spannen dat deze bij matige
duimdruk ongeveer 1 cm omlaag gedrukt kan
worden.
5.
Bouten van de riemspanner vastdraaien.
6.
Afdekking van de aandrijving monteren.
7.
Controleer of de pomp bij rijbelasting draait.
8.
Als de riemspanning niet groot genoeg is, stap
1. ... 7. herhalen.
4.3 Freesrotor onderhouden
Gevaar voor letsel door scherpe randen!
Aan de freeslamellen kan tijdens het frezen een
scherpe rand ontstaan.
Veiligheidshandschoenen dragen!
Gevaar voor letsel door zware machinedelen! Bij
eruit trekken van de freesrotor niet onder de
freesrotor grijpen!
Het gebruik werd beëindigd
(! hoofdstuk 3.3 ‐ pagina 44).
1.
4 bouten [46, fig. I] (bekwijdte 19) eruitdraaien.
2.
Draagplaat [45, fig. I] van de rotoras [43, fig. I]
trekken.
3.
Freesrotor [44, fig. I] van de rotoras trekken.
46
freesriem [37, fig. H]
4.
Een van beide afdek‐ en afstandsringen
[47, fig. I] van de lamelstaven [48, fig. I] afschro
even.
5.
Freeslamellen en tussenschijven van de lamel
staven trekken, reinigen en op werking en to
estand controleren.
Door slijtage worden de freeslamellen en de tus
senschijven kleiner in doorsnede en smaller.
Als de vrije zijwaartse totale afstand op alle
lamelstaven groter is dan 8 mm per lamelstaaf,
moeten op alle lamelstaven extra tussenschijven
worden ingebouwd.
Onbalansgevaar!
Elke lamelstaaf moet voorzien zijn van hetzelfde
aantal freeslamellen en tussenschijven!
6.
Freesrotor, lamelstaven, freeslamellen [49, fig. I]
en tussenschijven [50, fig. I] reinigen en op slij
tage controleren.
Alle freeslamellen moeten gemakkelijk te be
wegen zijn.
De beweging van de freeslamellen veroorzaakt
slijtage van de lamelstaven en er ontstaan
aanloopsporen. Aanbeveling van de fabrikant is
om bij elke vervanging van de freeslamellen ook
alle lamelstaven te vernieuwen. Daarmee wordt
overmatige slijtage van de lagerbussen in de
freesrotor voorkomen.
Als de doorsnede van een lamelstaaf op één
punt kleiner is dan 19 mm, moeten alle lamel
staven worden vervangen.
Gevaar voor beschadiging door versleten lamel
staven! Te zeer versleten lamelstaven kunnen
breken en ernstige schade veroorzaken!
7.
Eventueel nieuwe lamelstaven inbouwen.
8.
Afdekring op de lamelstaven schroeven.
Door de slagbewegingen kunnen de lagerbus
sen van de freesrotor eruit worden geslagen.
Als een lagerbus van de freesrotor ovaal is ge
worden (max. 21 mm), moeten beide worden
vervangen.
Als een lagerbus van de freesrotor
doorgeslepen is moet de freesrotor worden
vervangen.
9.
Nieuwe, andere en gerepareerde freesrotor tot
de aanslag op de rotoras schuiven.
Beschikbaar zijn de standaardfreesrotor
(717030) en de fijnfreesrotor 717031 telkens
met verschillende uitrusting.
10. Draagplaat op de rotoras schuiven en vast
schroeven.