BLUETOOTH® TOESTELLEN VERBINDEN, VERBINDING VERBREKEN
Een Bluetooth® toestel
verbinden
Uw toestel moet verbonden zijn met het
handsfree systeem om toegang te kunnen
hebben tot alle functies.
Een toestel dat niet van tevoren gekop-
peld is, kan niet verbonden worden aan het
handsfree systeem. Raadpleeg de para-
graaf "Bluetooth® toestellen koppelen/ont-
koppelen".
Zodra het systeem ingeschakeld is, zoekt
het handsfree-systeem de laatst gekoppelde
randapparatuur in de buurt (dit zoeken kan
een minuut duren).
Als tijdens het verbinden een gesprek wordt
gevoerd, dan wordt dit voortgezet via de
luidsprekers van de auto.
NB: Schakel de automatische apparaather-
kenning bij voorkeur in.
Mislukte verbinding
Als geen verbinding gemaakt wordt, contro-
leer dan of:
– het toestel is geconfigureerd om de
vraag om verbinding met het systeem te
kunnen accepteren;
– uw toestel is ingeschakeld.
– de accu van uw toestel niet ontladen is;
– uw toestel eerder werd gekoppeld aan
uw handsfree systeem;
– de Bluetooth®-functie van uw toestel en
die van het systeem geactiveerd is;
NB: door langdurig gebruik van uw hands-
free systeem ontlaadt de accu van uw toe-
stel snel.
Wisselen van een verbonden
telefoon
In het multimediasysteem kunnen tot 8
Bluetooth®-toestellen worden opgeslagen.
U kunt op elk moment een van de 8
Bluetooth®-toestellen verbinden/de verbin-
ding ermee verbreken.
Druk op "Start" > "INST" en selecteer
"Bluetooth". Druk op "Bluetooth-apparaatlijst
bekijken".
Druk op het toestel dat u wilt verbinden en
bevestig door op "OK" te drukken.
Als op het moment van het verbreken van
de verbinding met de telefoon een gesprek
wordt gevoerd, schakelt dit automatisch
terug naar uw telefoon.
NL.45