4.
Inbedrijfstelling
OPMERKING
Membraanaccumulatoren moeten, voor
ingebruikname, op de juiste stikstof
voorvuldruk gebracht worden. (zie sectie 5.3)
Verpakkingsmaterialen/blindstoppen voor
montage verwijderen. Op de accumulatoren
zijn de min/max bedrijfsparameters
aangebracht. Deze moeten zichtbaar blijven na
montage.
4.1 Voorvuldruk
Membraanaccumulatoren worden meestal
op conserveringsdruk 2 bar uitgeleverd. Naar
specifieke klantenwens wordt de benodigde
voorvuldruk ingesteld. De voorvuldruk (p
staat op een sticker aan het reservoirlichaam,
is in het reservoirlichaam gestempeld of op het
typeplaatje gegraveerd.
Vóór inbedrijfstelling moet de exploitant het
reservoir op de vereiste voorvuldruk vullen. De
hoogte van de voorvuldruk wordt berekend uit
de bedrijfsgegevens van de installatie.
OPMERKING
Een te hoge voorvuldruk bij een membraan
uit vol PTFE kann tot beschadigingen leiden.
Grenswaarden voorvuldrukken
Membraanaccumulator
SBO met
vol-PTFE-Membraan
SBO330-1 L
SBO250-1 L en
SBO250-2 L
alle inhouden > 2,8 L
NL
SBO...-2,8 L
Andere inhouden < 2,8 l
alle geschroefde
accumulatoren
Aandraaimoment binnenzeskant schroef (1) 20 Nm.
68
4.2 Voorvulgas
Hydro- pneumatische accumulatoren mogen
uitsluitend met stikstof, volgens de min.
Klasse 4.0, gevuld worden. Afwijkingen van
deze gegevens moeten worden afgestemd met
HYDAC.
4.3 Het vullen van de
Voor het vullen van de Membraanaccumulator
moet het HYDAC vul- en testapparaat FPU
gebruikt worden.
Bij het vul- en testapparaat wordt een
gedetailleerde gebruiksaanwijzing bijgevoegd.
De accumulator moet tijdens het vullen
voldoende worden bevestigd, zie ook paragraaf
5.3 van deze handleiding.
)
4.4 Toegestane
0
De toegestane bedrijfstemperatuur is
afhankelijk van het gebruikte materiaal voor
het reservoirlichaam en de afdichtingen. Deze
temperatuur is aangegeven op het typeplaatje
of de conformiteitverklaring.
4.5 Toegestane bedrijfsdruk
De toegestane bedrijfsdruk is afhankelijk
van het gebruikte materiaal voor het
reservoirlichaam en is aangegeven op het
typeplaatje of de conformiteitverklaring.
4.6 Hydraulische vloeistoffen
Toegestane
Accumulatoren mogen uitsluitend worden
drukverhouding
gebruikt met hydraulische vloeistoffen, die
p
: p
max
0
minstens aan de volgende reinheidsklasse
2 : 1
voldoen:
p
≤ 200 bar
– NAS 1638 klasse 6 of
0,t max
– ISO 4406 klasse 17/15/12.
4.7 Inbouwpositie
4 : 1
De membraanaccumulator moet bij voorkeur
verticaal worden ingebouwd, met het gasventiel
6 : 1 (4 : 1)
naar boven. Andere inbouwposities zijn
8 : 1
mogelijk, maar kunnen van invloed zijn op de
prestaties.
10 : 1
De markering op de accumulator respectievelijk
het type- of reservoirplaatje moet onafhankelijk
van de inbouwstand steeds toegankelijk en
leesbaar zijn.
Boven het gasventiel moet voor het werken
met de vulinrichting een ruimte van circa
150 mm x 150 mm worden vrijgehouden.
accumulator
bedrijfstemperaturen